RAADSVOORSTEL vervolg 8i De eerste variant lijkt ons voor Breda niet gewenst. Hiermee zou ons inziens te veel inbreuk worden gemaakt op het huidige uitgebalanceerde stelsel van de wet waarin een compromis is gevonden tussen de belangen van de diverse belanghebbenden (consumenten, zelfstandige detailhandelaren, grootwinkelbedrij ven en werknemers in de detailhandel). Dat aan dit compromis moeilijk te tornen valt mag blijken uit het gegeven dat de diverse voorstellen tot wijziging van de wet die de afgelopen jaren zijn ingediend (o.a. sluitingstijd 19 uur, middag-avondwinkel en tweede koopavond) het tot nu toe geen van alle hebben gehaald. Overigens is kennelijk in maart 1990 tussen vertegenwoordigers van deze belanghebbenden overeenstemming bereikt over een wijziging van de wet. Dit houdt in, dat het uiterste sluitings tijdstip wordt verlegd van 18 uur naar 18.30 uur voor maandag tot en met vrijdag en van 17 uur naar 18 uur voor zaterdag alsmede dat de maximum openingsduur per week wordt verruimd van 52 uur naar 55 uur. Verder worden in dit voorstel avondwinkels mogelijk gemaakt en nog enkele andere kleinere wijzigingen aangebracht. Dit compromis is vervat in een wijziging van de wet welke op 14 december 1990 door de minister van Economische zaken is ingediend bij de Tweede kamer. Of dit compromis ook politiek haalbaar is moet worden afgewacht. Wij achten het niet zinvol om gelet hierop aan een experiment van de eerste variant deel te nemen Het experiment van de tweede variant lijkt ons zeer geschikt voor de Bredase situatie. In de praktijk is namelijk gebleken, dat het hoofdstelsel van de wet wel voldoet, doch dat de moge lijkheid om daarvan in incidentele gevallen ontheffing te verlenen te beperkt zijn. Aan die mogelijkheden bestaat wel behoefte. De consument beschikt over meer vrije tijd. Hij heeft er behoefte aan om er op uit te gaan, met name op zon- en feestdagen. Ondernemers willen onder andere daarin voorzien. Hier volgen enkele praktijk ervaringen: braderieën, meubel- en antiek-shows zijn op maximaal 4 zon en feestdagen per jaar mogelijk terwijl volgens een inven tarisatie van de contactcommissie MGB d.d. 24-2-1989 behoefte bestaat aan 3 a 4 dagen voor meubelshows, 6 dagen voor de binnenstad en 3 dagen voor de rest van de stad; beurzen e.d. zijn slechts mogelijk hoofdzakelijk ter bezich tiging (dus niet ten verkoop) en indien zij ten minste 3 dagen duren en daaraan op regionale of landelijke schaal wordt deelgenomen door ondernemers welke een representatief beeld vormen van verkrijgbare variëteiten van de uit te stallen goederen; in verband hiermee zijn evenementen zoals de strip-driedaagse en pasar malams eigenlijk niet toege staan; er zijn maximaal 2 antiekbeurzen toegestaan, terwijl behoefte is gebleken aan 3; kunst-shows mogen alleen worden gehouden indien dat door of voor rekening van de vervaardiger geschiedt; - 3 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 703