3
Artikel 9
Bij ingebruikname van de grond wordt koper geacht deze
volledig te kennen en die te aanvaarden als bouwgrond,
zodat hij alsdan generlei aanspraak kan maken op enigerlei
vergoeding van enigerlei schade wegens de structuur,
gesteldheid, verontreiniging enz. van de bodem.
Artikel 10
De koper en diens rechtsopvolgers doen afstand van de
bevoegdheid, omschreven in artikel 69 0 van het burgerlijk
wetboek, voor zover de aan het verkochte terrein grenzende
grond eigendom van de gemeente is.
Hij is verplicht het verkochte terrein af te sluiten
overeenkomstig de bepalingen van de bouwverordening voor
de gemeente Breda.
Artikel 11
De zakelijke lasten en belastingen van het gekochte
geheven wordende, zijn met ingang van de datum van het
verlijden van de akte van transport, voor rekening van de
koper, onverschillig te wiens name de aanslag geschiedt.
Artikel 12
Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorwaarden
stellen ten aanzien van de aansluiting van de bebouwing op
de centrale antenne-inrichting.
Artikel 13
Indien als gevolg van de bouw overtollige grond van het
bouwperceel moet worden afgevoerd, mag deze slechts worden
afgevoerd naar een door de gemeente aan te wijzen plaats
binnen de gemeentegrenzen.
Artikel 14
Koper of diens rechtverkrijgenden moeten gedogen, dat
palen, lantaarnpalen, kabels, draden, isolatoren, rozet
ten, aanduidingsborden en pijpleidingen, voor openbare
doeleinden bestemd, op, in, aan of boven het verkochte en
de daarop opgerichte opstallen worden aangebracht en
onderhouden, op de plaatsen waar en de wijze, waarop het
college van burgemeester en wethouders dit nodig zal
achten; omtrent bedoelde plaats en wijze wordt tevoren met
de eigena(a)r(en) overlegd; koper of diens rechtverkrij
genden zijn verplicht al hetgeen krachtens deze bepaling
is aangebracht te laten bestaan. Het college van burge
meester en wethouders zal in daarvoor in aanmerking
komende gevallen een billijke vergoeding voor als gevolg
van de bovengenoemde gedoging werkelijk geleden schade
toekennen.
Artikel 15
Partijen doen afstand van het recht om op grond van het
bepaalde in de artikelen 1302 en 1303 van het burgerlijk
wetboek ontbinding van deze overeenkomst te vragen.