GEMEENTE BREDA
RAADSVOORSTEL
Registratie nr
Dienst/afdeling
Bijlage
1991 /$l
907009275
WELZIJN/MDSO
2
BETREFT PRÉ-ADVIES BIJ HET VASTSTELLEN VAN DE VERORDENING
KINDEROPVANG BREDA 1991
Inleiding
Op 1 januari 1990 is de Stimuleringsmaatregel kinderopvang in
werking getreden. Doel van deze rijksbijdrageregeling is het
aantal kinderopvangvoorzieningen in Nederland fors uit te
breiden. Op basis van artikel 14 van de Welzijnswet ontvangt
Breda gedurende 4 jaar een rijksbijdrage. Daarmee worden wij
geacht nieuwe opvangplaatsen te creëren voor kinderen die nog
niet de leerplichtige leeftijd hebben bereikt. Het geld mag
alleen worden aangewend voor kinderopvang die wordt geboden door
kinderdagverblijven en via zogenaamde gastouderbureaus. In de
gemeentelijke nota "Kinderopvang in Breda 1990" is het voornemen
gepresenteerd om te komen tot een gemeenteverordening op het
oprichten en houden van inrichtingen voor kinderopvang.
Daarnaast is de verordening een voorwaarde om in aanmerking te
kunnen komen van de stimuleringsmaatregel kinderopvang.
Reikwijdte
De voorwaarde die aan de rijksbijdrage is verbonden heeft
slechts betrekking op kinderdagverblijven en gastouderopvang die
(mede) met de rijksbijdrage worden bekostigd. De door de
gemeente Breda gepresenteerde verordening is echter gebaseerd op
een vergunningplicht voor alle georganiseerde vormen van
kinderopvang, namelijk zowel de - met oud en nieuw geld -
gesubsidieerde, als de ongesubsidieerde voorzieningen. Met
andere woorden, alle kinderdagverblijven, waaronder eveneens
bedrijfscrèches, peuterspeelzalen en buitenschoolse
kinderverblijven vallen onder de verordening. Daarnaast zijn ook
houders van zogenaamde gastouderbureaus vergunningplichtig.
Er zijn drie redenen voor deze brede reikwijdte:
1. de kwetsbaarheid van de doelgroep in kwestie;
2. het voorkomen van ongewenste concurrentie;
3. de te verwachten uitbreiding van de Stimuleringsmaatregel.
Juridische grondslag
De juridische basis van de verordening is artikel 168, samen met
de artikelen 169, 195 en 210 van de gemeentewet. Deze betreffen
respectievelijk het recht verordeningen vast te stellen, nadere
regelgeving daaraan te verbinden, strafrechtelijke sancties en
de mogelijkheden voor bestuursdwang.
Volgens de bijlage bij de welzijnswet behoren kinderdagverblij
ven, peuterspeelzalen en voorzieningen voor buitenschoolse
opvang tot de bemoeienis van de gemeentelijke overheid.
Bovendien hebben regering en parlement met het afkondigen van de
Stimuleringsmaatregel nogmaals onderstreept, dat gemeenten
verantwoordelijk zijn voor kinderopvang en daarmee ook voor de
kwaliteit daarvan. Verder vloeit de gemeentelijke
verantwoordelijkheid voort uit een aantal algemene wettelijke
taken zoals de Brandweerwet, de wet bestrijding infectieziekten