RAADSVOORSTEL vervolg van een le of 2e bedrijfswoning. In beide gevallen dienen gedeputeerde staten een verklaring van geen bezwaar af te geven alvorens vrijstelling kan worden verleend. Ten aanzien van een 2e bedrijfswoning is onder meer als eis in de bestemmingsplanvoorschriften opgenomen, dat de woning in het kader van de bedrijfsvoering ter plaatse onmisbaar moet zijn. Ter beoordeling van de vraag of aan dit criterium wordt voldaan, wordt bij dit soort bouwplannen altijd advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen te Tilburg. Dat is ook hier gebeurd, zij het niet in het kader van déze aanvraag bouwvergunning. Door de heer Lauwen was namelijk in het voorjaar van 1989 ook al verzocht om medewerking voor de bouw van een 2e bedrijfswoning. Dit verzoek werd om advies voorgelegd aan de zojuist genoemde commissie en deze kwam op 26 april 1989 tot het oordeel dat het bedrijf van de aanvrager niet de arbeidsbehoefte heeft van twee volwaardige arbeidskrachten en dat de bouw van een 2e bedrijfswoning daarom uit arbeidstechnisch oogpunt niet noodzakelijk was. Naar aanleiding van een interventie van de NCB waarbij een aantal gedetailleerde aanvullende bedrijfsgegevens werd verstrekt, is aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvra gen gevraagd om de zaak nog eens te bekijken. Op 1 december 1989 liet de commissie gemotiveerd weten bij haar eerdere standpunt te blijven. Op basis van deze adviezen werd het verzoek om medewerking afgewezen. Op 20 juni 1990 diende de heer Lauwen opnieuw een verzoek om bouwvergunning voor een 2e bedrijfswoning in. Burgemeester en wethouders hebben hierover niet opnieuw advies gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, ervan uitgaande dat de bedrijfssituatie min of meer hetzelfde was gebleven. De afwij zende beslissing werd derhalve mede gebaseerd op de naar aanlei ding van de vorige aanvraag in 1989 door de Tilburgse commissie uitgebrachte adviezen. Het is deze afwijzing die thans ter beoordeling voorligt. Tijdens de op 11 december 1990 gehouden hoorzitting is door appellant opgemerkt dat deze handelwijze van het college onjuist was, omdat zich belangrijke wijzigingen hadden voorgedaan in de bedrijfsvoering. De wijzigingen zouden van dien aard zijn, dat het eerdere standpunt van de Adviescommissie Agrarische Bouwaan vragen zou dienen te worden herzien. Als gevolg hiervan is door de Commissie voor bezwaar- en beroep schriften een nader advies gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen. Uit de daarop ontvangen reactie dd. 10 januari 1991 blijkt, dat de adviescommissie zich terdege reken schap heeft gegeven van de inderdaad inmiddels verder geïntensi veerde bedrijfsvoering. Zij constateert dat het totale bedrijf momenteel zodanig van omvang is, dat sprake is van een arbeids behoef te van twee volwaardige arbeidskrachten. De aanwezigheid van een tweede bedrijfswoning kan in dat kader weliswaar gewenst - 3 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 857