RAADSVOORSTEL vervolg /10O
Uit een oogpunt van rechtszekerheid is de commissie van mening
dat de in dit overzicht gegeven uitleg aan bovengenoemd
begrippenpaar naar analogie dient te worden toegepast bij de
interpretatie van dezelfde begrippen in artikel 31 van de
verordening.
Geconstateerd moet verder worden dat alle voor subsidie aange
melde renovatiewerkzaamheden bestaan uit het vervangen van in
slechte staat verkerend binnenstucwerk. In het licht van boven
vermelde uitleg dienen dit soort werkzaamheden als voorzieningen
tot opheffing van bouwtechnische gebreken te worden beschouwd.
Los van de vraag of een kamerverhuurinrichting nu wel of niet
als een woning in de zin van artikel 31 dient te worden aange
merkt, kan worden vastgesteld dat deze bepaling - in het bijzon
der het tweede lid, sub a. - subsidiëring van dit soort voorzie
ningen ook bij andere panden dan woningen mogelijk maakt.
De commissie meent, op grond van bovenstaande ambtshalve overwe
gingen, dat met de gedeeltelijke weigering een onjuiste toepas
sing is gegeven aan artikel 31 van de verordening en meent dat
de bestreden beslissing als gevolg daarvan - mede in aanmerking
genomen dat zich geen overige weigeringsgronden voordoen -
aanpassing behoeft. Het ingestelde beroep kan naar het oordeel
van de commissie in zoverre gegrond worden geacht, dat door
appellant terecht is gesteld dat aan het weigeringsgedeelte van
het besluit een deugdelijke motivering ontbreekt. Van gewekte
verwachtingen is de commissie niet gebleken.
Met het treffen van de voorzieningen wordt voldaan aan de in
artikel 33 van de verordening opgenomen subsidievoorwaarden. De
totale kosten van het vervangen van het binnenstucwerk in het
pand Seeligsingel 4 bedragen f 20.217,55. Op grond van artikel
34 kan de subsidie ten behoeve van het treffen van voorzieningen
tot opheffing van bouwtechnische gebreken aan een pand maximaal
50 bedragen van de subsidiabele kosten. Het toe te kennen
subsidiebedrag zou daarmee voorlopig kunnen worden vastgesteld
op f 10.108,78.
CONSEQUENTIES
De voorlopig vastgestelde bijdrage wordt met f 5.422,10 verhoogd
van f 4.686,68 naar f 10.108,78 ten laste van het voor de
uitvoering van de verordening beschikbare budget uit het stads
vernieuwingsfonds
INSPRAAK
Geen.
- 3 -