GEMEENTE BREDA
RAADSVOORSTEL 1991/ 142
Registratie nr 917002656
Dienst/afdeling: WLZ/BA
Bij lage
BETREFT: INSTELLING STEDELIJK FONDS SOCIALE VERNIEUWING
1 INLEIDING
Bij de aanvaarding door uw raad van het convenant sociale
vernieuwing in zijn vergadering van 20 december 1990 werd ons
college verzocht nadere voorstellen te doen inzake de
instelling van een gemeentelijk fonds sociale vernieuwing.
Toen ook werd door uw raad bepaald dat het in te stellen fonds
gevoed zal worden door de brede doeluitkering sociale
vernieuwing en de daarmee samenhangende gemeentelijke
middelen.
Het voorliggende raadsvoorstel betreft de door u gewenste
instelling van een stedelijke fonds sociale vernieuwing.
Alvorens in te gaan op de fondsconstructie en de daarmee
samenhangende beheersregels willen wij u over de financiële
aspecten van het rijks-beleidskader sociale vernieuwing nader
informeren. Wij zullen daarbij zo volledig mogelijk zijn, in
het besef dat deze informatie voor u van groot belang is om
tot een goede bestuurlijke afweging van het u voorgelegde
ontwerp-besluit te kunnen komen. Tegelijkertijd moeten wij
echter vaststellen dat het rijk er nog steeds niet in geslaagd
is op alle punten die samenhangen met de financiële aspecten
van het beleidskader sociale vernieuwing duidelijkheid te
verschaffen aan de gemeenten. Zo is het rapportagemodel op
grond waarvan de besteding van de sociale vernieuwingsgelden
aan het rijk moet worden verantwoord nog niet bekend. Ook is
het nog niet duidelijk of Breda in aanmerking komt voor een
zogenaamd ABW-incentive (zie hierna) over 1990 en zo ja wat de
hoogte daarvan is. Tenslotte is niet bekend hoe de brede
doeluitkering zich in de toekomst zal ontwikkelen, c.q. welke
regelingen in aanvulling op de reeds bekende in de nabije
toekomst aan de brede doeluitkering zullen worden toegevoegd.
In de toelichting op het raadsvoorstel (paragraaf 3)
omschrijven wij in 3.1. allereerst ter nadere oriëntatie het
doel van het stedelijk fonds sociale vernieuwing. Daarna gaan
wij in 3.2. kort in op de relatie tussen respectievelijk het
fonds en het programma sociale vernieuwing. In 3.3. belichten
wij de randvoorwaarden waaronder de brede doeluitkering tot
stand komt. Deze randvoorwaarden zijn gegeven met het
convenant sociale vernieuwing zoals wij dat met de Minister
van Binnenlandse Zaken hebben gesloten en het Besluit Sociale
Vernieuwing dat in feite de juridische basis vormt voor het
convenant. In paragraaf 3.4. zetten wij uiteen hoe de brede
doeluitkering momenteel is samengesteld. Daarna gegeven wij in
paragraaf 3.5. aan hoe volgens ons de voeding van het
1