Artikel 8
Bij ingebruikname van de grond wordt koper geacht deze
volledig te kennen en die te aanvaarden als bouwgrond,
zodat hij alsdan generlei aanspraak kan maken op enigerlei
vergoeding van enigerlei schade wegens de structuur,
gesteldheid, verontreiniging enz. (verborgen gebreken) van
de bodem.
Artikel 9
De koper en diens rechtsopvolgers doen afstand van de
bevoegdheid, omschreven in artikel 690 van het burgerlijk
wetboek, voor zover de aan het verkochte terrein grenzende
grond eigendom van de gemeente is.
Hij is verplicht het verkochte terrein af te sluiten over
eenkomstig de bepalingen van de bouwverordening voor de
gemeente Breda.
Artikel 10
De zakelijke lasten en belastingen van het gekochte geheven
wordende, zijn met ingang van de datum van het verlijden
van de akte van transport, voor rekening van de koper,
onverschillig te wiens name de aanslag geschiedt.
Artikel 11
Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorwaarden stellen
ten aanzien van de aansluiting van de bebouwing op de
centrale antenne-inrichting.
Artikel 12
Indien als gevolg van de bouw overtollige grond van het
bouwperceel moet worden afgevoerd, mag deze slechts worden
afgevoerd naar een door de gemeente aan te wijzen plaats
binnen de gemeentegrenzen.
Artikel 13
Koper of diens rechtverkrijgenden moeten gedogen, dat
palen, lantaarnpalen, kabels, draden, isolatoren, rozetten,
aanduidingsborden en pijpleidingen, voor openbare doeleinden
bestemd, op, in, aan of boven het verkochte en de daarop
opgerichte opstallen worden aangebracht en onderhouden, op
de plaatsen waar en de wijze, waarop het college van burge
meester en wethouders dit nodig zal achten; omtrent bedoelde
plaats en wijze wordt tevoren met de eigena(a)r(en) overlegd
koper of diens rechtverkrijgenden zijn verplicht al hetgeen
krachtens deze bepaling is aangebracht te laten bestaan.
Het college van burgemeester en wethouders zal in daarvoor
in aanmerking komende gevallen een billijke vergoeding voor
als gevolg van de bovengenoemde gedoging werkelijk geleden
schade toekennen.
Artikel 14
Partijen doen afstand van het recht om op grond van het
bepaalde in de artikelen 1302 en 1303 van het burgerlijk
wetboek ontbinding van deze overeenkomst te vragen.
-3-