1
bieden aan diverse functies, die vanuit de binnenstad
zouden moeten worden verplaatst (bv. sportvoorzieningen)
Dit gebied ware als reservelocatie aan te merken, zolang
het verstedelijkingsbeleid voor de lange termijn nog niet
in voldoende mate bekend is. (III)
2De spoorzone vormt de eerste locatie voor kantorenvesti
ging in Breda. In verband daarmee zou kantorenvestiging
in het onderhavige plangebied afhankelijk moeten worden
gesteld van de marktopname op korte en middellange ter
mijn. In de beschrijving in hoofdlijnen zal op de aard en
omvang van de kantorenbehoefte flexibel moeten worden in
gespeeld. (II)
Mobiliteit/bereikbaarheid
3. De locatie Princeville is, vanuit het te voeren mobili
teitsbeleid, niet geschikt voor kantorenvestiging (C-lo-
catie)(I)
4. Het westelijk deel van Steenakker kan als een potentiële
B-locatie worden aangemerkt. Door de geïsoleerde ligging
is de bereikbaarheid per openbaar vervoer op stedelijk en
stadsregionaal niveau echter onvoldoende en zal moeten
worden verbeterd. Dat laatste geldt tevens voor het mid
den- en oostelijk deel, ingeval daar kantoren zouden wor
den gevestigd. (II)
5. Het parkeeraanbod moet in overeenstemming met het loca-
tiebeleid zijn. Het bestemmingsplan gaat daarop te weinig
is. Gestart kan worden met een parkeernorm van 40 par
keerplaatsen per 100 werknemers, zoals is aangegeven in
de mobiliteitstoets voor Noord Brabant. Uiteindelijk zal
gestreefd moeten worden naar een norm van 20 plaatsen per
100 werknemers, conform het SW II en de Uitvoeringsnoti
tie parkeerbeleid. In het bestemmingsplan kan dat worden
bewerkstelligd via een opgroeimodelgerelateerd aan een
te realiseren openbaar-vervoerskwaliteit. (II)
Hoofdwegenstructuur
6. In het gehanteerde verkeersmodel heeft de westtangent een
te beperkte functie in het kader van de stedelijke struc
tuur. (II)
uit het gebied Heilaar-Steenakkermaar ook vanuit andere
delen van Breda. Voor andere bedrijven kan een gedeelte
van het middengebied worden gebruikt.
Een verplaatsing van het N.A.C.-terrein naar deze locatie
is niet meer aan de orde.
2. Uit het concept-structuurschema bedrijventerreinen voor
de regio Breda blijkt, dat er een verschil is tussen het
kantorensegment, waarop in de A-locatie bij station Breda
moet worden gemikt en het segment, dat in dit plangebied
(B-locaties) een plaats kan vinden. Op die segmentering
is in de beschrijving in hoofdlijnen ingegaan.
3. Zie het antwoord bij punt 7 ten aanzien van de structuur
visie.
4In het kader van de ontwikkeling van het openbaar ver
voer, mede in het licht van de uitbreiding van de Haagse
Beemden, wordt overwogen om een extra buslijn tussen de
binnenstad en het station Breda-Prinsenbeek via Steenak
ker te laten lopen. Daarmee moet bij de opzet van de in
frastructuur in Steenakker rekening worden gehouden.
Zoals bij punt 2 inzake de structuurschets reeds is ver
meld, is voor de langzaam-verkeersroute uit overwegingen
van sociale veiligheid gekozen voor een ligging, aanslui
tend aan de Lunetstraat. De bereikbaarheid van het plan
gebied voor openbaar vervoer en langzaam verkeer zal
daarmee worden verbeterd.
5. Voorgesteld wordt om in het plan de te hanteren parkeer-
normen op te nemen en een regeling toe te voegen, waarmee
de parkeernormen voor de bedrijven kunnen worden vermin
derd en gemaximeerd, een en ander gekoppeld aan de verbe
tering van de bereikbaarheid met het openbaar vervoer.
6. In de huidige situatie bestaat de buitenruit van hoofdwe
gen in Breda uit de noordelijke en zuidelijke rondweg en
uit de Beverweg, die als oosttangent fungeert. In het
westen van Breda is de buitenruit onderbroken. Dit leidt
tot overbelasting van het westelijk gedeelte van de sin-
gelring (Tramsingel) en van de woonwijk Tuinzigt. De
westtangent dient tot complementering van de stedelijke
hoofdwegenstructuur aan de westzijde van de stad. De si
tuering van de westtangent moet zorgvuldig gebeuren om
aan het uitgangspunt te voldoen, dat de ligging en dimen
sionering van de wegen, behorende tot de buitenruit, dat
het huidige verkeer op de rijkswegen geen alternatief
krijgt op de buitenruit. Uit studies met het verkeersmo
del Quo vadis is naar voren gekomen, dat een dimensione-