- 2 -
RAADSVOORSTEL vervolg 217
volume 1993 bedraagt volgens de ontwerp-begroting 1993 34.323.000,-.
Om in 1992 de voortgang van het project te verzekeren stellen wij voor de
kosten die gemoeid zijn met de begeleiding door de afdeling Statistiek en
Onderzoek en die geraamd zijn op 49.500,- eenmalig ten laste te brengen
van de Beleidsegalisatiereserve (BER) van de Dienst Welzijn.
MOTIVERING/TOELICHTING
Experiment budgetsubsidies 1990-1991
Door uw raad zijn met de wijziging van de Subsidieverordening Welzijn de
volgende uitgangspunten voor het nieuwe subsidiebeleid op het terrein van
het welzijn vastgesteld. Het nieuwe subsidiebeleid is erop gericht:
1. meer inzicht te krijgen in de resultaten van de subsidies
(de output van gesubsidieerde instellingen en de maatschappelijke
effecten daarvan)
2. regelgeving en administratieve verplichtingen tot het strikt noodzake
lijke te beperken
(beperking bureaucratie)
3. meer invloed uit te oefenen op de inhoud van het beleid
(subsidie als gericht sturingsinstrument van het gemeentebestuur);
4. de verantwoordelijkheid van het particulier initiatief voor het uitein
delijke resultaat te vergroten
(geen betutteling en een actuele en flexibele inzet van subsidiegelden).
Deze uitgangspunten lagen tevens ten grondslag aan het experiment met
budgetsubsidies dat in 1990 en 1991 plaats heeft gevonden.
De volgende instellingen namen deel aan het experiment:
Instituut voor Maatschappelijk Welzijn Breda en omstreken
- Onderwijsbegeleidingsdienst Breda en omstreken
- Ouderenwerk Breda
- Valkenhorst (afdeling kinderopvang)
- Vertizontaal
De instellingen kregen het subsidie als budget toegekend. Dit laatste hield
o.a. in dat binnen het budget met posten kon worden geschoven en dat,
binnen bepaalde grenzen, overschotten van het ene jaar door de instelling
konden worden behouden voor activiteiten in het volgende jaar. Op basis van
gesprekken met de betrokken beleidsmedewerkers en vertegenwoordigers van de
deelnemende instellingen is het experiment geëvalueerd. Overigens maken wij
deze evaluatie onder voorbehoud van een analyse van de financiële verant
woording door de instellingen over de experimenteerperiode. Deze is pas
mogelijk als over de jaarstukken van beide experimenteerjaren kan worden
beschikt.
De belangrijkste conclusie die wij aan het experiment verbinden is dat met
de invoering van budgetsubsidies een leer- en ontwikkelingsproces is
gestart dat naast een wijziging in de techniek van subsidietoewijzing
belangrijke veranderingen vereist in de relatie tussen gemeente en instel
lingen, de cultuur en bedrijfsvoering van de instellingen en de wijze van
verantwoording. Met het experiment is een voorzichtige start gemaakt met
dit leerproces en zijn ervaringen opgedaan op basis waarvan de verder
invoering van een systeem van budgetsubsidiëring gestalte kan krijgen.
Belangrijk is het daarbij geweest dat er tussen gemeente en betrokken
instellingen een vertrouwensbasis is ontstaan. Dit heeft het mogelijk
2