- 3 - RAADSVOORSTEL vervolg 217 gemaakt dat nu vanuit een op consensus gerichte benadering verder gewerkt wordt aan de nadere uitwerking van een systematiek van budgetsubsidiëring en de daarmee samenhangende verantwoording en toets op doelmatigheid. De ervaringen met het experiment geven wij hieronder kort samengevat weer. Uit het experiment is gebleken dat er behoefte bestaat aan nadere afspraken tussen de gemeente en de instellingen over een tweetal wezenlijke zaken om de kaders en verwachtingen waarbinnen budgetsubsidiëring plaatsvindt te verduidelijken. Allereerst betreft dit de vraag naar de feitelijke hande lingsruimte waarover de instellingen binnen de toegekende budgetten kunnen beschikken. In de tweede plaats zullen de eisen die de gemeente stelt aan de verantwoording van de instellingen over de geleverde prestaties nader moeten worden geëxpliciteerd. handelingsruimte Tijdens het experiment is nagegaan op welke wijze de handelingsruimte van de instellingen nader omschreven zou kunnen worden. Dit bleek op een aantal cruciale punten geen eenvoudige opgave. Aan de hand van een voorbeeld is dit te verduidelijken. De bij het experiment betrokken instellingen werken voor een belangrijk deel met beroepskrachten. Een consequent doorgevoerd budgetsubsidiesysteem zou kunnen betekenen dat de koppeling tussen de hoogte van het subsidie en het aantal of het niveau van inschaling van beroepskrachten in dienst van een instelling losgelaten wordt. Een dergelijke loskoppeling kan echter vergaande financiële gevolgen hebben voor zowel de instelling als voor de gemeente, afhankelijk van de afspraken die hierover gemaakt worden. Tijdens het experiment is bijvoorbeeld in het geval van Vertizontaal deze problematiek "opgelost" door de inzet van beroepskrachten als produkt, c.q. prestatie te definiëren, waarover door de instelling vervolgens nauwgezet wordt gerapporteerd. Binnen deze benadering past het dat wij u eerder een notitie toezonden over de verdeling van de inzet van beroepskrachten over de stad. Tijdens het experiment werden budgetsubsidies - zoals voorheen reeds gebruikelijk was - op basis van werkplannen en begrotingen verstrekt. Met de betreffende subsidieambtenaar was er tijdens het jaar regelmatig overleg over de gemaakte vorderingen en de problemen die de instelling ervoer bij de realisatie van het werkprogramma. Op grond daarvan vond soms bijstelling van de planning plaats. Bij belangrijke wijzigingen in de werkafspraken, bijvoorbeeld over de inzet van personeel, werd in voorkomende gevallen de betrokken portefeuillehouder geraadpleegd. In dit proces van ambtelijke en bestuurlijke begeleiding van de gesubsidieerde instellingen moet als gevolg van de invoering van budgetsubsidies een nieuw evenwicht gevonden worden tussen nabijheid en afstandelijkheid. Belangrijk is het daarbij dat er tussen de gemeente en de instellingen goede prestatieafspraken worden gemaakt en dat de wederzijdse verwachtingen duidelijk zijn in het geval tussentijds van deze afspraken wordt afgeweken. Om kort te gaan, tijdens de experimenteerperiode is zowel door de gemeente als door de instellingen de wenselijke handelingsruimte van de instellingen en de invulling van de nieuwe meer zakelijke relatie tussen gemeente en instellingen verkend. Budgetsubsidiëring vereist dat er algemeen geldende 3

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 1234