j^x? WÜÜI'L t>ij b i j 'L.
Toelichting
De huidige regeling voorziet niet in een situatie waarin de
continuering van rechten en verplichtingen van de bestaande regeling
beter gewaarborgd is bij het opgaan van de regeling in een groter
geheel. In verband met de regerings-voornemens tot herziening van
het ziektekostenstelsel en de inmiddels opgetreden maatschappelijke
veranderingen en wijzigingen in de ziektekostenwereld is het
noodzakelijk dat het belang dat de huidige tien provinciale IZA-
regelingen behartigen spoedig ondergebracht wordt in een landelijke
gemeenschappelijke regeling. De voorbereiding van deze landelijke
regeling is inmiddels zo ver gevorderd dat een voorstel tot opheffing
van de bestaande IZA's en tot oprichting van een landelijke
gemeenschappelijke regeling - Instituut Zorgverzekering Ambtenaren
Nederland (IZAN) - voorligt.
Uit bovenstaande moge blijken dat, alvorens het besluit tot
opheffing/oprichting genomen kan worden, een aanpassing van de
huidige regeling node kan worden gemist, aangezien de huidige
bepalingen niet in die situatie voorzien.
Derhalve wordt voorgesteld een nieuw artikel 4 3a in te voegen.
Dit artikel beoogt een oplossing te bieden voor een aantal praktische
problemen en manco's welk zich aandient bij de overgang van de
huidige IZA's in het op te richten landelijk instituut.
Het eerste lid regelt dat bij het opheffen van de huidige regeling,
teneinde in groter verband een gemeenschappelijke regeling aan
te gaan ter behartiging van de belangen die de regeling dient,
bijzondere bepalingen gelden.
In het tweede lid is neergelegd dat de opheffing ingaat op het
tijdstip waarop de nieuwe landelijke regeling in werking treedt.
Hiermee wordt een naadloze aansluiting bereikt van de overgang
van de huidige provinciale^regelingen in de landelijke regeling.
Lid drie bepaalt dat tot opheffing van de regeling en voortzetting
van de belangenbehartiging in de nieuwe regeling slechts kan worden
overgegaan nadat twee derde van de gemeenten daartoe heeft besloten.
Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat voor de effectuering
van het besluit tot opheffing van de regeling en voortzetting van
de belangenbehartiging in de nieuwe regeling een gekwalificeerde
meerderheid vereist is.
Aangezien met de formele opheffing van de regeling beoogd wordt
de behartiging van de belangen in een groter verband te continueren
is in het vierde lid aangegeven dat een gemeenteraad geacht wordt
met de opheffing en voortzetting in groter verband in te stemmen
indien hij niet binnen twee maanden na inwerkingtreding van deze
bepaling het desbetreffend voorstel heeft verworpen. Hiermee wordt
het principe tot uitdrukking gebracht dat de nieuwe regeling in
materiële zin een voortzetting van de bestaande is en dat als gevolg
hiervan alleen een gemeente die zich met het voorstel niet kan
verenigen nadrukkelijk een daartoe strekkend besluit moet nemen.
De termijn van twee maanden genoemd in deze bepaling wordt redelijk
geacht, met name omdat hier slechts een eindtermijn is bepaald.
De besluitvorming inzake de opheffing en voortzetting kan al
plaatsvinden vanaf het moment van toezenden van dit voorstel, welk
tijdstip ruim voor de aanvang van deze eindtermijn ligt.