4
Artikel 8
Het deelnemerschap eindigt:
a. met ingang van de dag volgende op die van overlijden;
b. met ingang van de dag waarop een deelnemer één of meer der voor het
deelnemerschap gestelde vereisten verliest;
c. met ingang van de dag der schriftelijke opzegging door de deelnemer als
bedoeld in artikel 4, onder b, c en d en artikel 5, tweede en derde
lid, of diens wettelijke vertegenwoordiger;
d- met ingang van de dag, waarop een deelnemer, bedoeld in artikel 4,
onder b, c en d en artikel 5, tweede en derde lid, krachtens enig
wettelijk voorschrift te dezer zake verplicht verzekerd wordt; indien
een gezinslid van de hierbedoelde deelnemer niet als medeverzekerde in
de zin van het wettelijk voorschrift wordt aangemerkt, is het algemeen
bestuur onder door hem te stellen voorwaarden bevoegd het gezinslid
maatschap voort te zetten gedurende de tijd van de verplichte verzeke
ring;
e. met ingang van de dag, door het algemeen bestuur te bepalen, indien de
betaling van de bijdrage overeenkomstig artikel 11, vijfde lid, naar
het oordeel van dat bestuur bij herhaling niet tijdig geschiedt;
f. met ingang van de dag, volgende op die van opheffing of uittreding van
een lichaam dan wel rechtspersoon;
g. op de dag waarop een deelnemer alsnog door het bestuur van het lichaam
of rechtspersoon een ontheffing wordt verleend als bedoeld in artikel
6, onder b.
Artikel 9
1. Met het eindigen van het deelnemerschap gaan de daaraan verbonden
aanspraken teniet.
2. Evenwel kan het algemeen bestuur bepalen dat een deelnemer voor zich
zelf, indien hij op het tijdstip ziek is, of voor de op dat tijdstip
ziek zijnde gezinsleden aanspraak heeft op tegemoetkomingen als bedoeld
in artikel 3, voor de verdere duur der ziekte - de voorzieningen
tengevolge van verloskundige hulp en van kraamzorg daaronder niet
begrepen - voor niet langer dan twee maanden na het eindigen van het
deelnemerschap.
3. De deelnemer, die buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging
geniet, die zonder behoud van bezoldiging op non-activiteit is gesteld
of non-activiteitsverlof geniet, of die zich - tenzij voor herhalings
oefeningen - in werkelijke militaire dienst bevindt, heeft geen aan
spraak op voorzieningen ingevolge deze regeling en van hem wordt geen
bijdrage als bedoeld in artikel 11 ingehouden.
4. De in het derde lid bedoelde deelnemer behoudt het recht op voorzienin
gen ingevolge deze regeling, indien het bestuur van het lichaam dan wel
rechtspersoon dit verzoekt onder de voorwaarde dat de berekening en
betaling van de bijdrage in dit geval plaatsvindt overeenkomstig
artikel 11.
Hoofdstuk III
Gezinslidmaatschap
Artikel 10
1. Gezinslid in de zin van de regeling is:
a. de echtgenoot van de deelnemer, tenzij het deelnemerschap wordt
ontleend aan artikel 4, onder c of d;
b. degene, die op verzoek van de deelnemer voor de toepassing van