9
§2. Het dagelijks bestuur
Artikel 17
1. Het dagelijks bestuur telt vijf leden, daaronder begrepen de voorzitter
van het algemeen bestuur.
2. Van de overige vier leden van het dagelijks bestuur worden er twee
benoemd uit de leden bedoeld in artikel 15, eerste lid onder a; en twee
uit de leden bedoeld in artikel 15, eerste lid onder c.
3. Het algemeen bestuur benoemt de leden van het dagelijks bestuur in de
eerste vergadering na 1 januari van het jaar volgend op dat waarin de
gemeenteraadsverkiezingen zijn gehouden.
4. Een lid van het dagelijks bestuur blijft zijn functie uitoefenen totdat
in de vacature is voorzien.
S 3. De voorzitter
Artikel 18
1. De voorzitter wordt door en uit de in artikel 15, eerste lid, onder a,
b en c bedoelde leden van het algemeen bestuur aangewezen in dezelfde
vergadering waarin het dagelijks bestuur wordt benoemd. Overeenkomstig
hetgeen in bovengenoemd artikellid is bepaald met betrekking tot de
aanwijzing van leden van het algemeen bestuur, wordt voorzien in de
door de aanwijzing van de voorzitter opengevallen plaats.
2. Het algemeen bestuur wijst uit de leden van het dagelijks bestuur een
plaatsvervangend voorzitter aan.
Hoofdstuk VIII
Taken en bevoegdheden van het bestuur
1. Het algemeen bestuur
Artikel 19
1. Het algemeen bestuur is bevoegd tot het vaststellen van voorschriften
en bepalingen als bedoeld in de artikelen 125, tweede lid, juncto 125,
eerste lid, onder g, en 134, tweede lid, van de Ambtenarenwet 1929 voor
zover zij aanspraken geven op vergoeding van kosten en andere
tegemoetkomingen van geneeskundige verzorging die ten laste komen van
de door het bevoegd gezag van de lichamen aangestelde ambtenaren, van
op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst genomen
arbeidscontractanten en van financieel van hen afhankelijke personen,
alsmede tot het vaststellen van overeenkomstige bepalingen ten aanzien
van andere bij deze regeling betrokken personen.
2. Onverminderd het overigens in de wet en in deze regeling bepaalde,
heeft het algemeen bestuur tot taak de behandeling van alle zaken, de
leiding en het beheer van het instituut betreffende, alsmede het
vaststellen en zonodig wijzigen van een reglement en een
vergoedingenlijst, bij of krachtens welke bepaald of nader bepaald
wordt
a. wat de aanspraken zijn, bedoeld in artikel 3;
b. hoe beroep als bedoeld in artikel 12 kan worden ingesteld en wordt
behandeld;
c. hoe de persoonlijke levenssfeer van de deelnemers en hun
gezinsleden wordt beschermd voor zover het de uitvoering van de