11 Artikel 26 1. Het dagelijks bestuur besluit over de toekenning van alle vergoedingen ten laste van het instituut. Op zijn verzoek wordt de belanghebbende van een dergelijk besluit schriftelijk en gemotiveerd mededeling gedaan. 2. Het dagelijks bestuur kan bepalen, dat de directie als bedoeld in artikel 33 in eerste instantie besluit inzake alle of een deel van de vergoedingen en andere voorzieningen als bedoeld in artikel 12. 3. Indien de deelnemer zich niet met een besluit, als in het tweede lid bedoeld, kan verenigen, kan hij binnen vier weken na de dag der ontvangst van de schriftelijke mededeling aan het dagelijks bestuur om een voor beroep vatbare beslissing verzoeken. Het dagelijks bestuur beslist binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek. 4. Het algemeen bestuur kan in bijzondere gevallen het recht op uitkering beperken en zich de bevoegdheid tot toekenning van buitengewone uitkeringen voorbehouden, volgens regelen te geven bij het in artikel 12 bedoelde reglement. Artikel 27 Het dagelijks bestuur legt verder zelf zijn werkwijze in een regeling vast. Het brengt die regeling ter kennis van het algemeen bestuur. Artikel 28 Het dagelijks bestuur en/of elk lid daarvan verstrekt aan het algemeen bestuur de door dat bestuur verlangde inlichtingen en is aan dat bestuur verantwoording schuldig, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 129 der gemeentewet. §3. De voorzitter Artikel 29 1. De voorzitter vertegenwoordigt het instituut in en buiten rechte. Hij kan die vertegenwoordiging voor een bepaald geval of voor een bepaald doel aan anderen opdragen. 2. De voorzitter ondertekent alle stukken, die van het algemeen en van het dagelijks bestuur uitgaan. Voorts is hij belast met: a. het terstond ter tafel brengen van alle tot het algemeen of tot het dagelijks bestuur gerichte brieven en van andere stukken, in de vergadering van het bestuursorgaan, tot welks bevoegdheid het nemen van een beslissing omtrent de daarin behandelde zaak behoort b. het uitvoeren van de besluiten van het dagelijks bestuur; c. het zo nodig instellen van een voorlopig onderzoek, voordat bepaalde zaken ter overweging en beslissing worden voorgelegd aan het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur. 3. Het dagelijks bestuur kan de voorzitter opdragen werkzaamheden van dat bestuur te verrichten, onverminderd de verantwoordelijkheid van dat bestuur en zo nodig onder het stellen van regels. Van een dergelijke opdracht wordt aan het algemeen bestuur kennis gegeven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 1348