13
Hoofdstuk IX
Het Instituut
Artikel 33
1. Het instituut beschikt over een bureau.
2. De dagelijkse leiding van het bureau berust bij een directie. Deze is
voor het uit dien hoofde gevoerde beleid verantwoording schuldig aan de
voorzitter, het dagelijks en het algemeen bestuur.
3. Het algemeen bestuur stelt onder goedkeuring van de Kroon regelen vast
met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en
van het kasbeheer van het instituut.
4. Het algemeen bestuur kan een personeelslid aanwijzen dat, wat betreft
de boekhouding en de financiële administratie rechtstreeks
verantwoording schuldig is aan dat bestuur en voorts een personeelslid,
belast met kasbeheer, onverminderd het bepaalde in het tweede lid.
5. Ten behoeve van de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding,
stelt het algemeen bestuur regels vast en wijst het een deskundige aan,
die terzake schriftelijk verslag uitbrengt aan het algemeen bestuur.
6. De personele formatie van het instituut wordt vastgesteld door het
algemeen bestuur. Het regelt de rechtspositie van de directie en van
het overige personeel van het instituut, overeenkomstig het bepaalde in
artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet 1929.
7. De leden van de directie en het overige personeel worden benoemd,
geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur
kan deze bevoegdheden voor zover deze het overige personeel betreffen,
delegeren aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur kan eveneens
een lid van de directie schorsen, met dien verstande, dat de schorsing
vervalt, indien zij in de eerstvolgende vergadering van het algemeen
bestuur niet wordt bekrachtigd.
8. Het algemeen bestuur is verplicht een regeling vast te stellen omtrent
voldoende verzekering der geldmiddelen van het bureau tegen benadeling
door personeel of door anderen.
Artikel 34
1. Het algemeen bestuur stelt regiokantoren in welke dienen ter
ondersteuning van het bureau en ter uitvoering van werkzaamheden
waarmede de directie hen belast.
2. Een regiokantoor staat onder leiding van een regiodirecteur, die
aangewezen, geschorst en ontslagen wordt door het dagelijks bestuur.
3. Het regiokantoor heeft in het bijzonder tot taak contacten met
deelnemers in het gebied te onderhouden, hun inlichtingen te
verstrekken en overige diensten te verrichten.
4. Het algemeen bestuur stelt per regiokantoor een commissie van
begeleiding in, welke functioneert met inachtneming van de door het
algemeen bestuur te stellen regelen. Het bepaalde in artikel 52 juncto
artikel 24 en 25 van de wet is van overeenkomstige toepassing.
5. Deze commissie is bevoegd aan het bestuur ongevraagd advies uit te
brengen ter zake van door het regiokantoor te verrichten werkzaamheden.
Het algemeen of dagelijks bestuur kan deze commissie om advies vragen