15 algemeen besturen van de deelnemende lichamen. 2. In het besluit tot wijziging van de regeling wordt steeds een tijdstip van inwerkingtreding bepaald. Hoofdstuk XIII Toetreding en uittreding Artikel 39 1. Toetreding tot de regeling geschiedt bij besluit van het algemeen bestuur van een lichaam. De toetreding kan eerst geëffectueerd worden nadat het algemeen bestuur daarmee heeft ingestemd. Het algemeen bestuur is bevoegd voorwaarden te stellen ter waarborging van financiële en andere belangen van het instituut en van de redelijke functionering van de administratie daarvan. 2. Uittreding uit de regeling geschiedt bij besluit van het algemeen bestuur van het lichaam. Tot uittreding kan alleen worden besloten in het vijfde kalenderjaar na dat van toetreding en vervolgens om de vijf jaren, met dien verstande, dat het besluit vóór 1 juli moet zijn genomen en in werking treedt met ingang van 1 januari van het tweede daaropvolgende kalenderjaar. 3. Uittreding als bedoeld in het tweede lid is slechts mogelijk, indien daarbij de betaling van de bijdrage, als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, ook na uittreding is geregeld. 4. Het algemeen bestuur kan bij de uittreding als bedoeld in het tweede lid een schadeloosstelling vaststellen, bestaande uit een bedrag ter dekking van de kosten van degenen, die op het moment van uittreding deelnemers in het instituut blijven, onder aftrek van een bedrag dat als bijdrage, als bedoeld in artikel 11 kan worden aangemerkt. Het algemeen bestuur stelt daarbij vast de datum waarop het bedrag verschuldigd wordt. 5. De feitelijke hoogte van de in het vierde lid bedoelde schadeloosstelling wordt in overleg tussen het algemeen bestuur en het desbetreffende bestuur vastgesteld. Daarbij kan, op verzoek van een der partijen, door beide partijen gezamenlijk een onafhankelijke deskundige worden aangewezen, wiens advies bindend is. 6. Het bepaalde in het derde, vierde en vijfde lid is van overeenkomstige toepassing op de overige lichamen en rechtspersonen, waarvan het personeel het deelnemerschap verliest. 7. Het bepaalde in het vierde en vijfde lid is voorts van toepassing in geval van een ingrijpende verandering binnen een lichaam of rechtspersoon welke tot gevolg heeft dat een deel van het personeel dan wel nieuw aan te stellen personeel bij een andere instelling verzekerd wordt. 8. Het dagelijks bestuur van een lichaam of rechtspersoon is verplicht het algemeen bestuur van het instituut tijdig in kennis te stellen van het voornemen over te gaan tot een verandering als bedoeld in het zesde en zevende lid. Artikel 40 1. Een centrale kan toetreden tot de regeling nadat deze een machtiging

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 1352