Artikel 1
In dit artikel wordt een aantal begrippen die in het reglement
gebruikt worden gedefinieerd. Hierbij wordt, voor zover mogelijk,
aangesloten bij art. 1 WCK.
Bij de bepaling of sprake is van een krediet, moet gekeken worden naar
de strekking van de overeenkomst: het gaat dus niet om de feitelijke
inhoud van de overeenkomst, maar om de bedoeling die partijen hebben
met het sluiten van de overeenkomst. Op deze manier wordt ontduiking
voorkomen. Men kan dus wel een kredietovereenkomst in een andere vorm
gieten (die niet onder de WCK c.q het Bankreglement valt) maar als de
strekking kredietverlening is, dan valt de overeenkomst toch onder de
WCK c.q. het Bankreglement.
Bij de definitie van het begrip schuldregeling is aansluiting gezocht
bij de Gedragscode Schuldregeling van de NVVK.
Artikelen 2, 3 en 4
In deze artikelen wordt in ruime termen aangegeven wat de doelstelling
van de bank is, hoe zij deze kan verwezenlijken, en hoe het beheer van
de bank georganiseerd is. Aangezien dit per bank kan verschillen,
staat het vrij aan het bevoegd gezag om dit al dan niet te beperken,
of anders te formuleren.
Ten aanzien van art4 lid 6 Breed Pakket Bank Reglement dient
uitdrukkelijk gesteld te worden dat een niet vast omschreven
werkgebied voor normaal krediet, niet zou mogen leiden tot een
concurrentiestrijd tussen GKB's
Artikel 5
De Algemene Voorwaarden zullen op het Bankreglement gebaseerd moeten
worden
Dat de Algemene Voorwaarden in een prospectus uitgegeven moeten worden
is vooral ter bescherming van de kredietnemer. Hij moet over voldoende
informatie beschikken om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.
Artikel 7
Art. 28 WCK was de aanleiding voor het opnemen van dit artikel.
Hiermee wil men bereiken dat kredietaanvragen zorgvuldig worden
beoordeeld.
Artikel 9
Dit artikel is gebaseerd op art. 30 WCK. Art. 7 WCK bepaalt immers dat
het reglement aan moet geven hoe o.a. aan art. 30 WCK voldaan wordt.
Ook dit artikel is vooral gericht op de bescherming van de
kredietnemer, door de kredietovereenkomst aan vormvoorschriften te
binden, die erop gericht zijn de kredietnemer zekerheid te verschaffen
over hetgeen is overeengekomen.
Artikel 11
Volgens lid 1 dient het berekenen van de aflossingscapaciteit te
gebeuren aan de hand van de in het maatschappelijk verkeer aanvaarde
normen. Daarbij wordt in de eerste plaats gedacht aan het
Bijstandsbesluit Landelijke Normering. De normen die daarin
vastgesteld zijn kunnen bij de berekening van de aflossingscapaciteit
als uitgangspunt worden gebruikt, waarbij een correctie op grond van
individuele omstandigheden plaats kan vinden.
In lid 2 is de zinsnede "onverminderd het bepaalde in art. 5 lid 2
WCK" opgenomen, om aan te geven dat onderscheid gemaakt dient te
worden tussen sociaal en normaal krediet. Bij sociaal krediet zijn de
mogelijkheden om zekerheid te verlangen veel ruimer dan bij normaal
krediet
Artikel 12
Lid 1 is overeenkomstig art. 34 WCK. Met de vergoeding die in sub a
wordt genoemd, wordt de "gewone" kredietvergoeding bedoeld, die bij
elk krediet bedongen wordt. Daarin zitten kostenbestanddelen die
samenhangen met de totstandkoming van de kredietverlening (o.a. de