- 4 -
RAADSVOORSTEL vervolg
Op de structurele gevolgen hiervan komen wij terug bij de besluitvorming in
verband met de Kadernota '94. Voor dekking van de extra kosten van de
bestaande uitvoeringspraktijk om in het openbaar groen geen chemische
middelen meer te gebruiken zou eenzelfde gedragslijn moeten worden gevolgd.
In dit verband moet ook worden aangetekend dat er nog steeds geen structu
rele middelen zijn vrijgemaakt om het gebruik van chemische middelen op
verharding achterwege te kunnen laten. Alles wat er op dit punt gebeurt,
heeft tot nu toe een experimenteel karakter. De bevindingen hiervan zijn
intussen dat de inzet van alternatieve bestrijdingsmethoden (onder andere
borstelmachine) niet voldoende is om een acceptabel kwaliteitsniveau te
halen. Er worden daarom ook oplossingen gezocht in de richting van een
andere organisatie van het werkproces en andere vormen van beheer en in
richting. In het kader van de besluitvorming met betrekking tot de Kaderno
ta 1994 komen wij op deze problematiek integraal, dat wil zeggen zowel de
onkruidbestrijding in het groen als op verharding, terug.
Zoals aangegeven, wordt de dekkingsproblematiek vooral veroorzaakt doordat
inmiddels duidelijker is geworden welke financiële consequenties verbonden
moeten worden aan de uitvoering van de N.M.P.taken op locaal niveau.
Het gaat hier om intensivering en verbreding van milieuhygiënische taken
(te dekken uit FUN-gelden en de geoormerkte gelden uit het gemeentefonds
c.q. de stelpost G.M.P.)Deze taakstelling komt bovenop de eis dat de uit
voering van milieutaken (met name vergunnningverlening) uiterlijk 1 januari
1995 op peil moet zijn gebracht (zgn B.U.G.M.-regeling)
Met de indiening van de aanvraag voor de FUN-bijdrage is aan de minister
een programma overlegd waarin Breda aangeeft in welke mate en op welke
wijze zij invulling denkt te geven aan de N.M.P.-taken. Dit programma, dat
in december vorig jaar door uw raad is vastgesteld, dient tevens als ver
antwoording van de besteding van toegekende financiële middelen (resultaat
verplichting) Bij de intensivering van de milieuhygiënische taken gaat het
primair om de vergunningverlening en de handhaving daarvan in de vorm van
controles van bedrijven.
De intensivering is meer gedetailleerd uitgewerkt in het Kaderplan van
Aanpak (K.V.A.), dat als handreiking voor gemeenten is opgesteld door de
V.N.G. in samenwerking met VROM. Daaruit valt af te leiden dat de intensi
veringsinspanning uiteenvalt in:
a. een taakuitbreiding bij zowel de vergunningverlening als de handhaving.
Deze taakuitbreiding houdt verband met de toevoeging van nieuwe eisen met
betrekking tot energie-extensivering, afvalpreventie, emissiereducties,
regulering van het gebruik en behandeling van C.F.K.-houdende produkten en
apparaten, het bijhouden van een stoffenboekhouding, het reguleren van de
bedrijfsafvalstromen, bodempreventie, het opnemen van risiconormen en het
opzetten van een bedrijfsmilieuzorgsysteem. Ten opzichte van het kengetal
voor de huidige vergunningverlening vraagt een en ander een ophoging van de
huidige tijdsbesteding met 30% of meer.
L. Een frequentieverhoging bij primair de uitvoering van de handhaving
(controlebezoeken)maar ook bij de vergunningverlening. Het gegeven dat
intensiever gehandhaafd zal worden leidt immers tot het verlenen c.q.
vernieuwen/herzien van meer vergunningen.