gemeente Breda
Mandateringsbesluit Lozingsverordening riolering Breda 1992.
Burgemeester en wethouders van Breda;
overwegende dat het om redenen van efficiency wenselijk is de
bevoegdheden als vervat in een aantal bepalingen van de
Lozingsverordening riolering Breda 1992 aan de directeur van de
Milieudienst over te dragen;
gelet op de Lozingsverordening riolering Breda 1992;
BESLUITEN:
I aan de directeur van de Milieudienst, onder de hierna
vermelde voorwaarden op te dragen, om namens hen en onder
hun verantwoordelijkheid, onderstaande bepalingen van de
Lozingsverordening riolering Breda 1992 uit te voeren:
1. artikel 3 leden 1 tot en met 4, het in ontvangst nemen
van een kennisgeving tot lozing;
2. artikel 5 lid 1, het - ter uitvoering van de door de
waterbeheerder aan de gemeente gegeven voorschriften -
aan een bedrijf of instelling opleggen van nadere
voorschriften met betrekking tot de lozing, als bedoeld
in artikel 3 lid 1 en/of lid 2;
3. artikel 8 lid 6, het opleggen van nadere voorschriften
ter bescherming van de riolering en de goede werking
daarvan;
4. artikel 10 lid 1, het in ontvangst nemen van een
aanvraag voor een lozingsvergunning;
5. artikel 11 lid 1, het in de gelegenheid stellen van de
aanvrager om de ingediende aanvraag of de daarbij
behorende bescheiden aan te vullen of te verbeteren,
indien deze niet voldoen aan het bepaalde in artikel
10, en het stellen van een termijn waarbinnen de
gevraagde aanvulling of verbetering dient te
geschieden;
6. artikel 11 lid 2, het niet ontvankelijk verklaren van
aanvrager in zijn aanvraag voor een lozingsvergunning
en het schriftelijk mededelen van deze beslissing aan
aanvrager, onder terugzending van de ingediende
bescheiden;
7.
artikel 12 lid 1, het toezenden van een aanvraag voor
een lozingsvergunning en alle daarop betrekking hebben
bescheiden aan de waterbeheerder;