11 Hoofdstuk 3 Bepalingen ter bescherming van de riolering en de goede werking daarvan. Artikel 8 Verbod tot lozing Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2 tot en met 7 is het verboden op de riolering op enigerlei wijze afvalwater te lozen dat door samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid: a gevaar, schade of hinder kan opleveren voor de riolering, danwel de goede werking daarvan, of voor de daarop aangeslotenen; b een nadelige invloed kan hebben op de verwerking van het uit het riool te verwijderen slib; Het is in het bijzonder verboden op de riolering afvalwater te lozen: a met een temperatuur van meer dan 30°C; b met een pH lager dan 6,5 of hoger dan 8,5 bij een zogenaamd etmaalmonster en een pH lager dan 6,5 of hoger dan 10 bij een zogenaamd steekmonster (piekwaarde), alsmede zuren en basen die niet in water zijn opgelost; c met een sulfaatgehalte van meer dan 300 mg per liter; d met stoffen die verstopping of beschadiging van de riolering of de daarmee verbonden installaties kunnen veroorzaken; e met stoffen die worden versneden door middel van versnijdende apparatuur, tenzij het stoffen betreft die ook zonder te zijn versneden geloosd mogen worden; f met stoffen die brand- en/of explosiegevaar kunnen veroorzaken; g met stoffen die stankoverlast kunnen veroorzaken; Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2 tot en met 7 is het verboden op de riolering op zodanige wijze afvalwater te lozen dat daardoor de goede werking van de riolering kan worden belemmerd. Het is verboden om afvalwater te lozen zonder dat ten behoeve van controle op de lozing (en) één of meer doelmatige controleputten zijn aangebracht. De controleput(ten) moet(en) op een zodanige wijze zijn aangebracht dat controle op lozing van het afvalwater na het passeren van de voorziening (en) en voordat het afvalwater met het overig afvalwater wordt vermengd, mogelijk is. Het in het eerste, tweede, derde en vierde lid bepaalde geldt niet voor: a het lozen van afvalstoffen in het kader van het normale huishoudelijke gebruik dat van een woonruimte wordt gemaakt; b het lozen van afvalstoffen van normaal huishoudelijke aard vanuit septictanks en mobiele lozingsbronnen zoals toilet wagens. Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorschriften opleggen ter bescherming van de riolering en de goede werking daarvan. Het is verboden afvalwater op de riolering te lozen in strijd met nadere voorschriften als bedoeld in het zesde lid.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 1467