RAADSBESLUIT vervolg Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend. 3. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompin- stallatie zijn voorzien van een: a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of b. bedrijfsurentelIer, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveel heid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling. 4. De op voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd. Tarieven Artikel 5 Het recht bedraagt: a. bij een afgevoerde hoeveelheid van 1 tot en met 500 m3 afvalwater: b. bij een afgevoerde hoeveelheid van 501 tot en met 1.000 m3 afvalwater: c. bij een afgevoerde hoeveelheid van 1.001 tot en met 10.000 m3 afvalwater: per m3 met een minimum van 150,00 d. bij een afgevoerde hoeveelheid afvalwater van 10.001 m3 of meer, per m3: met een minimum van 1.500,00. Belastingjaar Artikel 6 Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Wijze van heffing Artikel 7 1. Het rioolrecht wordt geheven bij wege van aanslag. 2. Burgemeester en wethouders leggen een voorlopige aanslag op, indien het bedrag, waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld zulks naar hun mening rechtvaardigt. Termijnen van betaling Artikel 8 De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later. 93,00 150,00 0,15 0,14 - 2 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 1482