MEMORIE VAN TOELICHTING VERORDENING RIOOLRECHT BREDA 1993 Inleiding Basis voor de verordening is geweest de modelverordening ri oolrechten, zoals deze door de Vereniging van Nederlandse Ge meenten in overleg met het Ministerie van Binnenlandse Zaken tot stand is gekomen. Aangezien sprake is van een recht, dat van de gebruiker van een eigendom wordt geheven, zijn alleen de bepalingen welke relevant zijn voor een dergelijke heffing overgenomen. Toegevoegd is bovendien een vrijstellingsbepa ling, welke ziet op eigendommen bestemd voor de openbare ere dienst e.d.. Dit in aansluiting op de nu vervallen verordening rioolrechten 1989. Artikel 1 Dit artikel bevat een aantal begripsomschrijvingen. Een mogelijk beperkte verruiming van het aantal belasting plichtige objecten is gelegen in de omschrijving van het be grip "eigendom", waaronder ook worden verstaan roerende zaken, welke zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering. Gedacht kan worden aan woonboten, stacaravans of tijdelijke bedrijfs gebouwen (mobiele kantoorunits) met een aansluiting op de ge meentelijke riolering. De omschrijving van een ve rbru .iksper iode is noodzakelijk omdat de PNEMin tegenstelling tot voorheen het ENWA twaalf afre- kengebieden hanteert met ieder een eigen verbruiksperiode Relevant is de laatste verbruiksperiode voorafgaand aan het belastingjaar (zie artikel 4, tweede lid). Artikel 2 en artikel 3 Het rioolrecht wordt geheven van de gebruiker van een eigen dom. Problemen ontstaan veelal als een eigendom door meerdere personen, die verder geen relatie met elkaar hebben, wordt gebruikt. Bijvoorbeeld in geval van kamerbewoners of verzamel- kantoorgebouwenIndien sprake is van onzelfstandige gedeelten van een eigendom, dient terzake van het gehele eigendom een aanslag te worden opgelegd. Op deze situatie is artikel 2, tweede lid onderdeel b, van toepassing, waarbij overigens wel als voorwaarde geldt dat de degene die in gebruik heeft afge staan ook zelf een gedeelte in gebruik heeft. Is er sprake van zelfstandige gedeelten van een eigendom, waarbij dus elk ge deelte als zelfstandige en onafhankelijke eenheid is te ge bruiken, dan wordt het rioolrecht geheven terzake van elk ge deelte (artikel 3) en wordt dus elke gebruiker van een derge lijk gedeelte in de heffing betrokken. De objectafbakening sluit in deze zoveel als mogelijk aan op de onroerend-goedbelastingenzodat in de bestandsopbouw spra ke is van dezelfde belastbare objecten en gebruikers. Artikel 4 De heffingsmaatstaf blijft het aantal kubieke meters afvalwa ter, dat wordt afgevoerd via de gemeentelijke riolering. Aan gezien de geloosde hoeveelheid feitelijk slechts via lozings meters zou kunnen worden vastgesteld, wordt in het tweede lid de hoeveelheid geloosd afvalwater gelijk gesteld aan de hoe-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 1485