a.2. De risico-analyse van de exploitatie-opzet.
Uit zorgvuldigheidsoverwegingen heeft ons college in juni jl. aan
Berenschot opdracht gegeven een audit uit te voeren naar de ex-
ploitatieopzet van een nieuw te bouwen schouwburg. Dit hield con
creet in: een kritische doorlichting van de veronderstellingen in
termen van hoeveelheden en prijzen, ten aanzien van de jaarlijkse
inkomsten en uitgaven van de schouwburg vertrouwelijk)
De rapportage daarover was voor ons college aanleiding alle in
komsten- en uitgavenposten nog eens aan een nadere beschouwing te
onderwerpen. Daarbij is ook nagegaan, of een aanpassing van het
tot dan toe gehanteerde ontwerp van de nieuwe schouwburg tot ver
mindering van risico's c.q. verlaging van investeringskosten zou
kunnen leiden. Op dit laatste aspect wordt hierna onder a.3. te
ruggekomen.
Uitgaande van het theaterconcept en de daaraan verbonden aannames
en uitgangspunten, signaleert Berenschot een mogelijk risico, dat
in totaal 2.147.318,zou kunnen bedragen.
In het raadsbesluit van 19 december 1991 was het - op een bedrag
van 12.000,na gedekte - negatieve exploitatiesaldo (exclu
sief kapitaallasten) berekend op 743.393,Het mogelijk extra
risico bedraagt daardoor in totaal 1.403.925,Deze ramingen
zijn exclusief de inflatiecorrectie tot 1 januari 1995 en exclu
sief eventuele opbrengsten uit een PPP-constructie.
In de notitie "Kanttekeningen bij audit exploitatieopzet van Be
renschot (incl. resultaten consumentenonderzoek)11 d.d. 2 septem
ber 1992* wordt nader ingegaan op de bemerkingen van Berenschot.
De relevante resultaten van het consumentenonderzoek zijn daarbij
meegenomen.
Zoals uit deze notitie blijkt, hebben zowel de risico-analyse als
het consumentenonderzoek aanleiding gegeven tot bijstellingen van
enkele uitgaven- en inkomstenposten ten opzichte van de exploita
tieopzet, behorende bij het raadsbesluit van 19 december 1991.
Voor wat betreft de uitgavenposten blijven er verschillen ten op
zichte van de bevindingen van Berenschot bij het onderhoud gebou
wen en schoonmaakkosten, alsmede de kosten publiciteit/publieks
werving. Voor de verklaringen daarvoor wordt verwezen naar ge
noemde notitie van 2 september 1992.
Wat betreft de risico's zullen we thans kort ingaan op de stel
ling, dat deze zou kunnen worden verminderd door het ontwikkelen
van een schouwburgmodel met een minder ambitieuze programmering
ten aanzien van grootschalige seriebespelingen.
In de meergenoemde notitie van 2 september 1992 is aangegeven,
dat de grootschalige seriebespeling flexibel van opzet is, die
jaarlijks verschillende accenten kan krijgen. Voorts is gewezen
op de financiële voordelen voor producenten en gezelschappen bij
seriebespelingen in een grote zaal, n.l. minder reis- en trans
portkosten en meer recettes in een zaal met 12 00 plaatsen.
Wel zal voor een aantal grootschalige seriebespelingen exclusi
viteit nodig zijn. Gelet op de opzet van het consumentenonderzoek
met betrekking tot de omvang van het onderzoeksgebied en de re-