5. Indien een eerder aan de houder uitgereikte identiteitskaart niet is
ingehouden bij de aanvraag van een nieuwe kaart, dan wordt de nieuwe kaart
alleen uitgereikt tegen gelijktijdige inlevering van de oude kaart of tegen
de verklaring als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 13
Indien de aanvrager minderjarig is, moet de aanvrager een verklaring van
toestemming overleggen van degene(n) die de ouderlijke macht over de
aanvrager uitoefen(t)enof van de voogd.
Artikel 14
1. Voor het verkrijgen van de nodige zekerheid over de identiteit van de
degene(n) die de ouderlijke macht over de minderjarige uitoefen(t)(en) of
van de voogd(es), is artikel 11 van overeenkomstige toepassing.
2. Indien degene die een verklaring van toestemming moet overleggen niet in
persoon verschijnt, kan de aanvraag slechts in behandeling worden genomen
indien uit de overgelegde schriftelijke verklaring van toestemming en
eventuele andere overgelegde stukken met de nodige zekerheid kan worden
afgeleid dat de verklaring van toestemming van de betreffende persoon
afkomstig is.
Artikel 15
1. Indien burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de aanvrager op
het formulier voor het aanvragen van de identiteitskaart onjuiste of
onvolledige gegevens heeft vermeld, of de pasfoto's niet aan artikel 9,
derde lid voldoen, verzoeken zij de aanvrager om binnen twee weken de door
hen aangeduide gegevens te verbeteren of aan te vullen of pasfoto's te
leveren die voldoen aan het bepaalde in artikel 9, derde lid.
2. Leidt het in het eerste lid genoemde verzoek niet tot verbetering of
aanvulling van de gegevens of tot goede pasfoto's, dan laten burgemeester
en wethouders de aanvraag buiten behandeling.
3. Indien de verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 13 niet
wordt overgelegd laten burgemeester en wethouders de aanvraag buiten
behandeling.
Artikel 16
1. Burgemeester en wethouders die een aanvraag in ontvangst nemen ten
behoeve van een persoon die in het centrale persoonsregister (CPR) is
opgenomen, zenden deze aanvraag aan het hoofd van de Rijksinspectie van de
Bevolkingsregisters ter verificatie van de daarin vermelde persoonsgege
vens. Daarnaast verzoeken burgemeester en wehouders het hoofd van de
Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters te verifiëren of er reeds eerder
een identiteitskaart aan de betrokken persoon is uitgereikt.
2. Burgemeester en wethouders gaan eerst tot verstrekking van een identi
teitskaart aan de in het eerste lid bedoelde persoon over, nadat het hoofd
van de Rijksinpsectie van de Bevolkingsregisters zijn bevindingen op de in
het eerste lid bedoelde stukken heeft kenbaar gemaakt.
3. Burgemeester en wethouders melden aan het hoofd van de Rijksinspectie
van de Bevolkingsregisters bij verstrekking, vermissing (incl. diefstal),
of inhouding/inlevering van een identiteitskaart van een in het centrale
persoonsregister opgenomen persoon:
a. de (geslachtsnaam), de voornamen, de geboortedatum en de geboorteplaats
van deze persoon
b. de gegevens als bedoeld in artikel 24.