Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
A. Identiteitskaart
De inhoud van het begrip identiteitskaart is anders dan de ook wel voorko
mende aanduiding legitimatiebewijs.
In de verordening gaat het uitsluitend om identificatie, dat wil zeggen het
vaststellen of aantonen welke persoon iemand is. Met een foto, vingerafdruk
of informatie over wie iemand is, valt de identiteit vast te stellen.
Legitimatie is er in eerste instantie op gericht om informatie te geven
over de hoedanigheid of bevoegdheid van de houder. Bij voorbeeld of iemand
opsporingsbevoegdheid heeft of meteropnemer van het energiebedrijf is.
Artikel 2
Het verstrekken van de identiteitskaart is gebonden aan twee vereisten: het
Nederlanderschap of een daaraan gelijkgestelde status (Wet van 9 september
1976, Stb. 76, 468) en opneming in de bevolkingsadministratie of in het
Centraal Persoonsregister.
Voor degenen die hier verblijven en niet de Nederlandse nationaliteit
hebben, bestaat op grond van de vreemdelingenwetgeving reeds de verplich
ting te beschikken over een bepaald identificatiedocument.
Ook de vreemdelingen waarop artikel 9 of artikel 10 van de Vreemdelingenwet
van toepassing is, degenen die een verblijfs- of vestigingsvergunning
hebben, komen niet in aanmerking voor een identiteitskaart.
Personen die in het Centraal Persoonsregister zijn opgenomen en die de
Nederlandse nationaliteit hebben, komen wel in aanmerking voor een identi
teitskaart.
Aan personen waarop de Wet betreffende de positie van Molukkers (Stb. 1976,
468) van toepassing is en die ingevolge deze wet, bij toepassing van de
Nederlandse wetgeving, als Nederlander behandeld worden, zonder dat zij de
Nederlandse nationaliteit bezitten, wordt wanneer zij aan de overige
gestelde eisen voldoen, op hun verzoek een identiteitskaart uitgereikt,
waarbij achter de nationaliteitsvermelding "NLD" (afkorting van "Nederland
se") een wordt geplaatst. Aan de achterzijde van het document wordt in
dit geval boven de rubriek "de afgevende autoriteit" vermeld: S.76.468".
Op deze wijze wordt voor derden kenbaar gemaakt dat deze personen als
Nederlander worden behandeld zonder dat zij de Nederlandse nationaliteit
bezitten.
De termijn voor de afhandeling van de aanvraag van de identiteitskaart is
op twee weken gesteld. Indien binnen die termijn verstrekking niet mogelijk
is, kunnen burgemeester en wethouders de verstrekking ten hoogste twee
weken uitstellen.
Artikel 3
De termijn van vijf jaren is dezelfde als de geldigheidsduur van het
paspoort.
De identiteitskaart blijft gemeente-eigendom.
Het auteursrecht van de identiteitskaart berust bij de VNG.
Artikel 5
In verband met het benodigde maatschappelijke draagvlak voor de acceptatie
van de kaart is het nodig dat iedere gemeente dezelfde identiteitskaart
gebruikt. Het model daarvoor is in opdracht van de VNG ontwikkeld en
geproduceerd.
Artikelen 6, 7, 8 en 9
In het reglement op grond van artikel 10 is aangegeven op welke wijze de
gegevens op de identiteitskaart moeten worden vermeld (zie bijlage 2).