- 3 -
RAADSVOORSTEL vervolg 276
De notitie van de gezamenlijke corporaties komt, met een andere bereke
ningsmethodiek, tot een jaarlijkse gemeentelijke bijdrage aan de uitvoering
van het woonruimteverdelingsbeleid ten bedrage van ca. 277.000,-.
Aan de hand van beide notities is op 19 oktober 1992 in het reguliere
overleg tussen gemeente en corporaties, de beleidsgroep volkshuisvesting,
over de hoogte van de gemeentelijke bijdrage aan de uitvoering van het
volkshuisvestingsbeleid geen overeenstemming bereikt.
Naar aanleiding van dit overleg is de gemeentelijke financiële bijdrage
nogmaals bezien. Hierover het volgende.
De nieuwe wettelijke regelgeving geeft in grote lijnen en globaal aan welke
partij waar verantwoordelijk voor is bij het woonruimteverdelingsbeleid. De
nieuwe wettelijke regelgeving spreekt zich echter niet uit over bijvoor
beeld hoever de voorlichtende taak van de gemeente dient te gaan. Kan
worden volstaan met het ter beschikking stellen van een folder met de
regels en de adressen van de verhuurders? Of dient ook de voorlichting over
het aanbod aan woningen daartoe te worden gerekend? Met andere woorden het
betrekken van de nieuwe wettelijke regelgeving op de specifieke uitvoerende
taken is kwestie van interpretatie. De gemeentelijke notitie opteert
daarbij voor de meest logische keuzes. Andere keuzes en ander accenten zijn
echter ook verdedigbaar. Deze leiden echter ook tot een andere verdeling
van de kosten. Op grond van de marges hierbij is gekomen tot een maximale
gemeentelijke bijdrage van 150.000,- per jaar, en dit voor een periode
van twee jaar te weten 1993 en 1994. Daarna zouden de uitvoering van het
beleid en de gemeentelijke bijdrage opnieuw moeten worden bezien.
Op 7 december 1992 hebben de gezamenlijke Bredase corporaties de gemeente,
zowel mondeling als schriftelijk, laten weten dat de door de gemeente
voorgestelde bijdrage van 150.000,- voor hen niet aanvaardbaar is; door
de corporaties is daarbij aangegeven dat zij wensten vast te houden aan
eerdere van hun kant gedane voorstellen terzake.
GEEN OVEREENSTEMMING
Nu er met de corporaties geen overeenstemming is bereikt over de gemeente
lijke financiële bijdrage aan de uitvoering van het woonruimteverdelingsbe
leid, zijn er voor de gemeente een aantal mogelijkheden. Van belang daarbij
is dat de gemeente op dit ogenblik partij is in twee overeenkomsten met be
trekking tot het woonruimteverdelingsbeleid; te weten een overeenkomst met
de corporaties over de SWB, en een overeenkomst met de SWB over dienstver
lening van de SWB bij de uitvoering van de WoonruimtewetDaarnaast is van
belang dat in Breda voor huurwoningen de Woonruimtewet van kracht is, en
dat er sprake is van nieuwe wettelijke regelgeving ten aanzien van woon
ruimteverdeling. Achtereenvolgens wordt op deze punten ingegaan.
De overeenkomst met de SWB over dienstverlening van de SWB bij de uitvoe
ring van de Woonruimtewet eindigt wanneer de Woonruimtewet niet meer van
toepassing is op Breda, dan wel wanneer partijen overeenkomen de overeen
komst te beëindigen.
De andere overeenkomst, de overeenkomst van de gemeente met de corporaties
over de SWB, kan uiteraard ook worden ontbonden wanneer partijen dit
overeenkomen. Komen partijen niet tot overeenstemming over ontbinding dan