- 3 -
RAADSVOORSTEL vervolg 278
De gemeente heeft om haar moverende redenen de bestemming woondoeleinden
thans anders ingevuld via een planologische wijzigingsprocedure, waarbij
vooruitlopende op het rechtsgeldig worden van het bestemmingsplan Weegblad-
tuin de woonwagenstandplaatsen gerealiseerd werden op grond van een artikel
19 W.R.O-besluit
Het woonwagencentrum is vanuit de woning niet direct waarneembaar.
Bij vergelijking van de ruimtelijke invloed van de woonbebouwing die
gerealiseerd had kunnen worden en de ruimtelijke invloed ervan op de woning
van belanghebbenden, met de thans gerealiseerde bebouwing met woonwagens,
komt de adviescommissie tot de slotsom dat binnen de gehandhaafde bestem
ming woondoeleinden alleen een wijziging van de bouwvoorschriften heeft
plaatsgevonden. Thans zijn vrijstaande woonwagenstandplaatsen met bijbeho
rende bergingen annex sanitaire units gerealiseerd waar voorheen nagenoeg
gelijke bebouwing in de vorm van drie aaneengebouwde eengezinshuizen
mochten worden gerealiseerd.
De commissie is van oordeel dat in casu niet gesproken kan worden van een
planologische verslechtering van enige betekenis door de wijziging van het
planologische regime. Bepalend is in hoeverre sprake is van een wijziging,
in negatieve zin, van de planologische situatie en in hoeverre het centrum
in ruimtelijk opzicht (negatieve) invloed heeft op de omgeving. De commis
sie is van oordeel dat door de opgerichte bebouwing, in aanmerking nemende
de bouwmassa, de ruimtelijke invloed en de afstand tot de onderwerpelijke
woning c.a. in vergelijking tot de bouwmassa binnen de bestemming woondoel
einden als voorheen tot de planologische mogelijkheden behoorde, geen
nadeligere situatie is opgetreden, welke leidt tot een kwantificeerbare
waardevermindering
Dit houdt niet in, dat er in principe geen (geringe) waardevermindering of
een (zeer beperkte) stagnatie in de verkoop kan zijn opgetreden, maar deze
is dan niet toe te schrijven aan de ruimtelijke gevolgen van het woonwagen
centrum.
De commissie is van oordeel dat in casu niet gesproken kan worden van een
planologisch nadeliger situatie als gevolg van de verleende vrijstelling ex
artikel 19 W.R.O.weshalve geen basis aanwezig is voor toekenning van
schadevergoeding als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening. De commissie adviseert uw raad het verzoek van belanghebbenden af
te wijzen.
Ons college kan zich met het advies van de Schadebeoordelingscommissie
verenigen.
CONSEQUENTIES
Juridisch
Op grond van het bepaalde in artikel 49, tweede lid van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening kan tegen het besluit van uw raad Kroonberoep worden
ingesteld.