RAADSVOORSTEL vervolg 39
eigen taal allochtonen voor vrijwilligerswerk te interesseren.
Met name ten behoeve van werkzoekende vrijwilligers heeft het
I.B.V. het voornemen om in de toekomst naast de reguliere
bemiddelingen in het welzijnswerkveld te bemiddelen naar de
marktsector. Het behoeft geen betoog dat de marktsector momen
teel bredere c.q. gevarieerde werkgelegenheidskansen biedt dan
de non-profitsector. Het ligt dan ook voor de hand dat in vele
gevallen relevante werkervaring het best in de marktsector kan
worden opgedaan.
Om een aantal redenen bestaan er overwegende bezwaren tegen
dit voornemen van het I.B.V. Het belangrijkste bezwaar is dat
de bemiddeling van werkzoekenden naar reguliere arbeid (al of
niet via het opdoen van werkervaring) een primaire verantwoor
delijkheid is van de arbeidsvoorzieningsorganisatie en hier
geen taak is weggelegd voor het I.B.V. Daarnaast dient, met
name met het oog op concurrentievervalsingsaspecten en ver
dringing van reguliere arbeid, de bemiddeling naar de markt
sector met zeer grote terughoudendheid en zorgvuldigheid
tegemoet getreden te worden. In paragraaf 2.5 van het werkplan
formuleert het I.B.V. criteria waaraan moet worden voldaan
voordat vrijwilligers naar de marktsector worden bemiddeld.
Het is echter niet de taak van het I.B.V.het bedrijf of de
uitkeringsinstantie om te beoordelen of een bepaalde func
tie/werkplek kan worden bezet door een vrijwilliger. De toet
sing van onbeloonde arbeid gebeurt door de tripartite toet
singscommissie van het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoor
ziening op basis van daartoe vastgestelde toetsingscriteria en
een toetsingsprocedure.
Gelet op het vorenstaande kan vastgesteld worden dat het
voornemen van het I.B.V. te voorbarig is en in dit stadium om
die reden niet acceptabel. Voorgesteld wordt dan ook om het
I.B.V. geen toestemming te verlenen om met gemeentelijke
subsidiemiddelen aan dit voornemen uitvoering te geven. De
onderliggende gedachte om werkzoekenden in de gelegenheid te
stellen relevante werkervaring op te doen in de marktsector
verdient echter wel nadere studie. De dienst Economische Zaken
en Werkgelegenheid zal dan ook met het I.B.V. en het Regionaal
Bestuur voor de Arbeidsvoorziening in overleg treden om te
bezien op welke wijze het I.B.V. hierbij een ondersteunende
rol kan spelen.
Het werkgebied van het I.B.V. beperkt zich vooralsnog tot de
gemeente Breda. In navolging van initiatieven elders in het
land wenst het I.B.V. in overleg met de gemeente Breda en de
regiogemeenten te onderzoeken of het I.B.V. een regionale
functie kan gaan vervullen. Deze ontwikkeling kan een verster
king van de positie van het I.B.V. betekenen en wordt door ons
positief benaderd. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat van
regionalisering uiteraard alleen maar sprake kan zijn als de
participerende gemeenten bereid zijn bij te dragen in de
(extra) kosten.