RAADSVOORSTEL vervolg 60 -2- Ter hoorzitting verklaarde appellant dat noch ten tijde van het indienen van zijn verzoekschrift dd. 27 augustus 1991, noch op dit moment sprake is van enige hinder of overlast in de vorm van bevuiling of anderszins. Hij stelde tevens, het geen reeds uit diens beroepschrift viel op te maken, dat hij het verzoek om een uitvliegverbod louter preventief heeft gedaan Zijn bedoeling is om eventuele hinder in de toekomst te voorkomen en daarnaast de garantie te verkrijgen dat even tuele onkosten terzake het schoonmaken van mogelijke bevuiling worden vergoed. De commissie is van oordeel dat de bevoegdheid van artikel 44 lid 1 slechts strekt tot repressieve toepassing. Gelet op redaktie en strekking van het artikel wordt geen mogelijkheid geboden tot anticiperend gebruik van het uit vliegverbod met het oog op nog niet bestaande, maar mogelijk in de toekomst te verwachten hinder. De commissie is voorts van oordeel dat burgemeester en wethou ders bij hun besluitvorming niet onzorgvuldig hebben gehan deld, mede gelet op het feit dat zij hun beslissing vergezeld hebben doen gaan van een schrijven gericht aan de heer W.G. Gielen, rechthebbende op de duiven, gedateerd 31 oktober 1991, inhoudende ondermeer een mededeling van de binnengekomen klacht en een verzoek tot beperking van de overlast. Daarnaast hebben de medewerkers van de Milieudienst tijdens het onderzoek ter plaatse appellant voorgelicht over het nemen van eenvoudig aan te brengen voorzorgsmaatregelen. De commissie komt tot de conclusie dat het ingestelde beroep tegen de weigering tot het uitvaardigen van een uitvliegverbod duiven ongegrond dient te worden verklaard. CONSEQUENTIES Geen INSPRAAK geen COMMISSIEBEHANDELING De commissie Milieu- en Energie kan zich met dit voorstel verenigen. Burgemeester en wethouders van Breda G.A.P.M E.H.T.M burgemeester. loco-secretaris.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 286