TOELICHTING
Begroting Stichting Werkraat 1992
1. Algemeen
De begroting van 1992 iB opgesteld in een periode waarin nog onzeker
heid bestaat omtrent het definitieve aantal banenpoolplaatsen dat in
1992 door Werkraat kan worden ingevuld.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda
heeft, mede namens de overige gemeenten waarvoor Werkraat de banen
pools en het JWG uitvoert, het ministerie van SZW verzocht reeds in
1992 het structurele aantal banenpoolplaatsen van 230 te mogen invul
len. Het RBA Breda heeft deze aanvraag ondersteund, waardoor de kans
groot is dat het ministerie van SZW daadwerkelijk de gevraagde toe
stemming zal verlenen.
Bij de opstelling van deze begroting is er van uitgegaan dat in 1992
geleidelijk 115 nieuwe plaatsen worden ingevuld.
Naa6t de Rijksbijdrageregeling banenpools voert Werkraat in 1992 voor
alle gemeenten in het verzorgingsgebied het JWG uit. Een betrouwbare
schatting van de omvang van met name de groep werkloze schoolverlaters
is moeilijk te maken. Het aantal jongeren dat werkloos blijft na
schoolverlating, maar vooral de mate van succes van de bemiddelingsac
tiviteiten van het Arbeidsbureau in het halve jaar na schoolverlating
is moeilijk te schatten.
2. Uitvoering banenpool
Bij de opstelling van de begroting zijn een aantal vooronderstellingen
gemaakt, die deels zijn gebaseerd op de uitvoeringspraktijk van het
afgelopen jaar, deels op prognoses van ontwikkelingen in het komende
jaar.
Deze uitgangspunten luiden als volgt:
a. Op 1 januari 1992 heeft de stichting 115 banenpoolwerknemers in
dienst. Dit aantal loopt maandelijks op tot eind 1992 230 werkne
mers in dienst zullen zijn.
b. De bruto-loonkosten van een banenpooldeelnemer bedragen (afgerond)
2.515,per maand (incl. vakantie-bijslag, premie-vermindering
Vermeend-Moor en 3% verhoging wettelijk minimumloon)
c. De hoogte van de terugverdiende uitkering van een banenpooldeelne
mer wordt begroot op gemiddeld 1.922,Dit bedrag is lager dan
in september 1990 werd begroot 2.200,De oorzaak hiervan is
dat in de praktijk blijkt dat alleenstaande uitkeringsgerechtigden
sneller bereid zijn deel te nemen dan gehuwden/samenwonenden en dus
eenvoudiger geplaatst worden. Dit wordt verklaard door het grote
verschil in hoogte tussen uitkering en loon. Bij gehuwden/samenwo
nenden is er nauwelijks tot geen niveauverschil tussen (gezins)uit-
kering en minimumloon.
d. Een aantal deelnemers heeft geen "inzetbare" bijstands-) uitke
ring. Het gaat bijvoorbeeld om herintredende vrouwen of WW-uitke-
ringsgerechtigden. Het gevolg hiervan is dat de loon- en