in het kader van artikel lb van de Algemene Bijstandswet. 2.6.5 Gelet op het gestelde in 2.6.4. moet geconstateerd worden, dat de taken van het Bureau Schulden van de Gemeentelijke Kredietbank weliswaar volledig gehandhaafd kunnen en moeten worden, doch dat hulpverlening vanuit het Steunfonds niet langer noodzakelijk is gelet op de mogelijkheden, welke de Algemene Bijstandswet per 1 augustus 1991 biedt. Om die reden wordt dan ook voorgesteld het "Reglement op het gemeentelijk Steunfonds" in te trekken. In het verleden zijn uit het Steunfonds niet alleen een aantal giften gedaan, maar is ook borg gestaan voor een aantal saneringskredieten, die door de GKB zijn verstrekt. Deze borgstellingen kunnen op enig moment, wanneer de schuldenaar zijn verplichtingen aan de GKB niet nakomt, door de GKB worden aangesproken. Het intrekken van het Steunfonds kan evenwel niet tot gevolg hebben, dat die verplichtingen niet meer nagekomen kunnen worden ingeval daarop een beroep wordt gedaan. Hiervoor is bij raadsbesluit van 26 september 1991 een voorziening getroffen van 50.000, Ten aanzien van het intrekken van voornoemd reglement zij voorts gewezen op het volgende. Het reglement voorziet in een schuldencommissie, welke commissie de directeur van de GSD adviseert omtrent het toekennen van een bijdrage uit het Steunfonds. Deze commissie verdwijnt derhalve met het intrekken van voornoemde regeling. De schuldencommissie heeft evenwel een grote praktische waarde met name in de situaties dat sprake is van een complexe schuldsituatie, terwijl daarnaast de vertegenwoordigers in deze commissie in de richting van de eigen organisatie mogelijkheden hebben om hulp te bieden. Het verdient dan ook aanbeveling de commissie voorlopig te laten blijven funktioneren. Bezien zal worden of deze commissie een commissie als bedoeld in artikel 62 Gemeentewet zal moeten worden. 3Advies cliëntenraad In januari 1992 heeft de cliëntenraad een ongevraagd advies uitgebracht met betrekking tot het te voeren minimabeleid in 1992. De cliëntenraad stelt voor een minimabeleid m.b.t. sociaal- culturele activiteiten en sportactiviteiten, waarbij erin wordt voorzien daarvoor een vergoeding te verstrekken tot een maximum van ƒ.400, afhankelijk van de gezinssituatie op basis van declaratiebasis. Zoals bekend heeft de cliëntenraad bij diverse gelegenheden voor een dergelijk minimabeleid gepleit. Laatstelijk gebeurde dat bij de behandeling van de nota "Bijzondere kosten, daar is toch bijstand voor" in de gemeenteraad. Dat voorstel van de cliëntenraad werd ook toen niet overgenomen. Ons college is van oordeel, dat thans de omstandigheden niet anders zijn dan in september 1991 en meent dan ook het voorstel van de cliëntenraad niet te moeten overnemen. 4. Financiële aspecten Op grond van hetgeen in deze notitie is behandeld kunnen de kosten van het minimabeleid alsvolgt worden geraamd: 13

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 354