- 2 - RAADSVOORSTEL vervolg 1 06 brieven* van een makelaarskantoor alsmede de koopakte* overgelegd. De gewezen echtgenoot, de heer van Es, heeft mr. R. Claassen gemachtigd voor hem in deze op te treden. Met deze werkwijze heeft mevrouw Steeneke-Burgman zich akkoord verklaard. De verzoekschriften van verzoek(st)ers ad 5,6,7 en 8 zijn vrijwel identiek. Zij stellen dat zij het verzoek om planschade eerst thans doen gezien het destijds ingenomen standpunt van het gemeentebestuur dat niet met vrucht een beroep zou kunnen worden gedaan op planschade (bedoeld wordt het raadsbesluit van 26 februari 1987) Nu er evenwel met succes een beroep is gedaan op planschadevergoeding door bewoners in de omgeving van de woonwagenlokaties aan de Jacob Catssingel en de Ruitersboslaan menen zij vanuit het gelijkheidsbeginsel ook in aanmer king te komen voor planschadevergoeding wegens waardevermindering van de aan hen toebehorende panden. Verzoek(st)ers stellen dat er voorheen sprake was van aantrekkelijk openbaar groen en dat er thans op korte afstand van hun woningen een woonwagencentrum is gesitueerd, waarop zij vanuit hun woningen direct uitzicht hebben. Zoals hiervoor reeds gesteld stellen verzoek(st)ers door de realisering van de woonwagenlokaties planschade te hebben geleden of te zullen lijden vanwege waardedaling van de woningen. De waardedaling is het gevolg van direct of indirect zicht op de woonwagenlokaties. Zoals uw raad bekend zijn voor beide lokaties de bergingen met sanitaire units gerealiseerd met toepassing van een artikel 19 W.R.O.-procedure. Voor de lokatie Ruitersbos laan is deze procedure onherroepelijk geworden op 1 oktober 1985 en voor de lokatie Rijnauwenstraat op 8 maart 1983. Door verzoek(st)ers werd voldaan aan het formeel vereiste ingevolge artikel 3 van de procedureverordening planschadevergoeding. Bij besluiten van 31 januari 1991* en 27 juni 1991* heeft uw raad verzoek(st)ers in hun verzoek ontvankelijk verklaard en is door uw raad een schadebeoordelingscommissie benoemd met het verzoek advies uit te brengen betreffende de ingekomen planschadeverzoeken. Bij schrijven van 26 november 1991, 2 december 1991, 23 januari 1992 en 28 februari 1992 zijn deze adviezen ingekomen. Wij hebben deze adviezen voor uw raad ter inzage gelegd. Wij zullen nu achtereenvolgens behandelen de uitgebrachte adviezen met be trekking tot de verzoeken voor de lokatie Ruitersboslaan en daarna de verzoeken voor de lokatie Rijnauwenstraat. De schadebeoordelingscommissie is van oordeel gezien de ligging van de drie woningen in Ruitersbos dat van de woonwagenlokatie in vergelijking met het voorheen planologisch toe gestane op grond van de bestemming "sportterreinen" een waardedrukkende invloed op de woningen c.a. uitgaat. Op grond van het bestemmingsplan Ruitersbos 1972 was binnen deze bestemming "sportterreinen" nauwelijks bebouwing in de hoek Montenslaan/Ruitersboslaan te verwachten (tot maximaal 500 m2 ten behoeve van genoemde bestemming)De schadebeoordelingscommissie is van oordeel dat belanghebbenden in een minder gunstige planologische positie zijn komen te verkeren door de bebouwing met een woonwagencentrum, welke op grond van een artikel 19 W.R.O.- besluit kon worden gerealiseerd. Criteria die de commissie hanteert om te onderzoeken of belanghebbenden ten gevolge van de planologische wijziging schade hebben geleden zijn de afstand van de woningen tot het woonwagencentrum, de aard van de bebouwing, de bouwmassa en de ruimtelijke invloed van het centrum op de directe omgeving. De commissie concludeert dat van de woonwagenlokatie Ruitersbos-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 520