- 4 - RAADSVOORSTEL vervolg 1 06 dat conform constante jurisprudentie bij een dergelijk oordeel alleen meegewogen mag worden de planologische wijziging en de daardoor in casu ontstane bebouwingsmogelijkheid. Bepalend is in hoeverre sprake is van een wijziging, in negatieve zin, van de planologische situatie en in hoeverre het centrum in ruimtelijk opzicht (negatieve invloed) heeft op de omgeving. In ruimtelijk opzicht heeft de planologische mutatie gevolgen voor de verzoek(st)ersHet woonwagencentrum is vanuit de woningen beperkt zicht baar. De commissie is evenwel van oordeel, gelet op de afstand van het woonwagencentrum tot de panden van belanghebbenden, dat het uitzicht vanuit en het woongenot van de woning niet of nauwelijks negatief worden beïnvloed door de realisering van het woonwagencentrum. Met betrekking tot de door belanghebbenden gestelde waardedaling ten gevolge van het woonwagencentrum zijn door de schadeboordelingscommissie recente verkopen in de directe omgeving van de Bronkhorststraat van zich in beginsel voor vergelijking lenende objecten gerinventariseerd. Een overzicht van deze recherche treft u aan in de uitgebrachte rapporten. Deze verkoopgegevens zijn geanalyseerd door de schadebeoordelingscommissie waarbij onder andere gelet werd op het prijsverloop in genoemde jaren ten opzichte van de thans beweerdelijk geleden waardedaling per maart 1983. De commissie meent te moeten conclude ren dat in casu door de opgerichte bebouwing, in aanmerking nemende de bouwmassa, de ruimtelijke invloed en de afstand tot de onderwerpelijke won ingen c.a., geen kwantificeerbare waardevermindering is opgetreden. De verkopen zijn prijshoudend geschied en zijn binnen de gebruikelijke termijn voor een goed voorbereide verkoop tot stand gekomen. Dit houdt niet in, dat er in principe geen (geringe) waardevermindering of een (zeer beperkte) stagnatie in de verkoop kan zijn opgetreden, maar deze is dan niet toe te schrijven aan de ruimtelijke gevolgen van het woonwagencentrum. De commis sie is van oordeel dat met name lettende op de afstand van de betrokken woningen tot het woonwagencentrum en de dichtstbijzijnde woonwagen en de overige omstandigheden zoals in de uitgebrachte adviezen vermeld, in casu niet gesproken kan worden van waardevermindering van het betrokken onroe rende goed als rechtstreeks gevolg van de verleende vrijstelling ex artikel 49 W.R.O. De commissie acht geen basis aanwezig voor toekenning van schadevergoeding als bedoeld in artikel 49 W.R.O. De commissie adviseert uw raad de verzoeken van de belanghebbenden af te wijzen. Ons college kan zich met de adviezen van de schadebeoordelingscommissie verenigen. CONSEQUENTIES Financieel Bij de besluitvorming tot vaststelling van de bestemmingsplannen voor de betreffende woonwagenlokaties is destijds bepaald, dat de risico's op de grondexploitatie ten laste worden gebracht van de algemene reserve van de gemeente. Op grond van deze risicoinschatting zijn in de algemene reserve hiervoor middelen geblokkeerd. Uiteraard is bij deze risico-inschatting door het grondbedrijf geen rekening gehouden met de uitbetaling van bovenstaande planschadevergoedingen, zodat hiervoor een beroep moet worden gedaan op de post onvoorziene uitgaven (binnen de algemene reserve zijn alle middelen al met een bestemming belegd, zodat daar geen aanvullende dekking kan worden gevonden)De uit te betalen planschadevergoedingen dienen verhoogd te worden met de wettelijke interest. Als aanvangsdatum voor de berekening van de wettelijke interest wordt aangehouden de datum van indiening van het verzoek. Uitgaande van een expiratiedatum van 5 juni 1992 bedraagt het totaal van de uit te betalen planschadevergoeding

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 522