gemeente Breda Registratie nr Dienst/afdeling Bijlage 1992 107 926801971 SECR/BJZ Geen. BETREFT BEZWAARSCHRIFT VAN MR. R.A.H. POST, NAMENS TH. SCHOUTEN, TEGEN HET BESLUIT TOT HET NIET WIJ ZIGEN VAN HET BESTEMMINGSPLAN VOOR DE BOUW VAN EEN WONING AAN DE VALENTIJNLAAN INLEIDING In uw vergadering van 28 november 1991 besloot u geen toepas sing te zullen geven aan het bepaalde in lid 3 t/m lid 11 van artikel 19a (van de Wet op de Ruimtelijke Ordening) zoals, namens Th. Schouten, verzocht door mr. R.A.H. Post bij brief van 7 mei 1991 voor de bouw van een woning aan de Valentijn- laan. Tegen deze beslissing diende mr. R.A.H. Post, namens zijn cliënt, op grond van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen, tijdig een bezwaarschrift in. Hoewel in het aanvankelijke verzoek (ook) wordt gevraagd om een wijziging van het ter plaatse geldende bestemmingsplan ten behoeve van deze woning hebben wij verzuimd u een uitdrukke lijk voorstel dienaangaande te doen. Gelet op de strekking van de bestreden beslissing en de inhoud van het daarbijbehorende raadsvoorstel mag echter worden aangenomen dat u daarbij te vens, zij het impliciet, heeft besloten het bestemmingsplan niet te wijzigen, althans niet te verklaren dat zo'n wijziging wordt voorbereid. Het bezwaarschrift is overgelegd aan de Commissie voor be zwaar- en beroepschriften die bezwaarde op 10 maart 1992 heeft gehoord. Het verslag van die hoorzitting is aan de stukken in het ter inzage liggende procesdossier toegevoegd. Wij stellen u voor om overeenkomstig het advies van de Commis sie voor bezwaar- en beroepschriften te beslissen. Het advies is integraal opgenomen onder de rubriek motivering/toelich ting. VOORSTEL 1. De ingediende bezwaren ongegrond te verklaren. MOTIVERING/TOELICHTING De Commissie voor bezwaar- en beroepschriften heeft als volgt geadviseerd. Volgens artikel 21, lid 1, van de Wet op de Ruimtelijke Orde ning, kan de raad verklaren, dat een bestemmingsplan wordt voorbereid (voorbereidingsbesluit) Hoewel de raad terzake een grote mate van beleidsvrijheid toe komt, kan zo'n besluit pas worden genomen na afweging van alle in het geding zijnde belangen. Het nemen van zo'n besluit mag dan ook niet in planologisch opzicht kennelijk onredelijk zijn. Verder wordt deze beleidsvrijheid begrensd door de in het algemeen rechtsbewustzijn levende beginselen van behoor lijk bestuur en met name daarvan het beginsel van de rechtsze kerheid. RAADSVOORSTEL

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 525