- 3 -
RAADSVOORSTEL vervolg 1 1 2
begeleiding terecht kan bij een bestaande algemene schoolbege
leidingsdienst. De gemeente dient dan wel na te gaan of, en zo
ja, in hoeverre een algemene begeleidingsdienst daadwerkelijk
in staat is de verlangde begeleiding te bieden.
Het gemeentelijk beleid met betrekking tot schoolbegeleiding
gaat uit van een brede inzetbaarheid van de OBD. Aan dit
beleid ligt ondermeer ten grondslag een doelmatige verdeling
van de gemeentelijke financiële middelen. Subsidiëring van de
LSVS zou een inbreuk op dit beleid betekenen, hetgeen het
college uit een oogpunt van het voorkómen van precedentwerking
ongewenst voorkomt.
De vraag die echter gesteld moet worden is of de OBD in staat
moet worden geacht de door de Vrije School verlangde begelei
ding te kunnen verzorgen. De OBD acht zelf zich hiertoe desge
vraagd in staat op basis van voldoende specifieke kennis van
zaken van het Vrije Schoolonderwijs en engagement van een
aantal medewerkers.
Op reeds op 20-6-1988 heeft het college aan de Landelijke
Stichting medegedeeld, dat de OBD Breda is opgericht met het
doel begeleiding te geven aan alle daarvoor in aanmerking ko
mende scholen en dat deze volledig bereid is in te gaan op
verzoeken dienaangaande. Van deze mogelijkheid heeft de Vrije
School nooit gebruik gemaakt.
Op 21-2-1989 is de OBD verzocht aan te geven of zij zich in
staat acht het onderwijs aan de Vrije School te verzorgen.
Op 30-3-1990 antwoordde de OBD bevestigend.
Tot op heden is is het tegendeel van die verklaring niet aan
getoond.
Hoewel de commissie zich niet in staat acht om op onderwijsin
houdelijke gronden te beoordelen in hoeverre de OBD in staat
moet worden geacht de door de Vrije School verlangde begelei
ding te verzorgen, is haar ter hoorzitting gebleken, dat
onderwijsdeskundigen en de Vrije School zelf van mening zijn,
dat aan de specifieke begeleidingswensen van de Vrije School
beter kan worden voldaan door de LSVS dan door de OBD.
Dit oordeel is gebaseerd op de specifieke methodische, onder
wijskundige en didactische benadering van het onderwijs door
het Vrije Schoolonderwijs, die een daarop toegesneden vorm van
begeleiding vraagt. Een dergelijk oordeel hoeft niet in te
houden, dat de OBD geacht wordt in het geheel niet in staat te
zijn de begeleiding te kunnen verzorgen, echter het lijkt de
commissie niet onaannemelijk, dat een landelijk erkende en
specifiek op het Vrije Schoolonderwijs gerichte begeleidings
dienst beter in staat is de door de Vrije School verlangde
begeleiding te verzorgen dan de algemene OBD.
Dit spreekt temeer nu er tussen de Vrije School en de OBD geen
begeleidingsovereenkomst gesloten is en tussen de Vrije School
en de LSVS wel. Ter hoorzitting is gebleken dat er werkafspra
ken zijn gemaakt tussen de OBD en de LSVS ten aanzien van
begeleidingsactiveiten ten behoeve van de Vrije School en dat
de feitelijke begeleiding in overwegende mate wordt verzorgd
door de LSVS. Gelet op de specifieke begeleidingswensen van de
Vrije School, die in belangrijke mate verschillen van de
begeleidingswensen van de overige onderwijsrichtingen, en het