- ft - RAADSVOORSTEL vervolg /1 1 8 vraag moeten worden gegeven of deze instellingen zelfstandig of geïnte greerd in stand worden gehouden. Uit de memorie van toelichting bij het wetsontwerp "Herinrichting van de Algemene Bijstandswet" blijkt dat voor wat betreft het aanbieden dan wel (mede)financieren van arbeidsmarktgerichte voorzieningen de taak van de gemeente complementair moet worden gezien ten opzichte van die van arbeids voorziening. Van de gemeente wordt, enerzijds in de hoedanigheid van uitvoerder van de A.B.W. en anderzijds vanwege de brede bestuurlijke taak die aan de gemeente wordt toebedacht, verwacht dat zij voorzieningen met een brugfunctie (voortraject) naar de voorzieningen van arbeidsvoorziening schept en (mede) in stand houdt. Het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening geeft in haar beleidsplan aan dat optimaal gebruik gemaakt dient te worden van de in de regio ontwikkelde voortrajecten. De relatie met het C.B.B. en de Stichting Leerwerkplaatsen zal dan ook extra aandacht moeten krijgen. De vorenstaande ontwikkelingen geven duidelijk aan dat arbeidsvoorziening op het gebied van arbeid en scholing en dan m.n. ten aanzien van het voortraject samenwerking zoekt met de gemeenten. Er zal derhalve op lokaal en regionaal niveau een discussie op gang komen om te kunnen bepalen waar ieders verantwoordelijkheden en taken liggen. Belangrijke factoren hierbij zijn enerzijds de landelijke besluitvorming op het gebied van arbeidsmarkt gerichte en bemiddelingsgerichte scholing en anderzijds de opvattingen over de taak en inhoud van het voortraject. De resultaten hiervan worden in 1994 verwacht Parallel aan dit proces loopt de uitwerking van de bestuurlijke opdracht om het arbeidsmarktbeleid binnen de gemeente Breda, zowel naar inhoud als naar organisatiestructuur)nader te analyseren. Medio 1993 dient deze opdracht afgerond te zijn. De discussie over de eventueel uit deze opdracht voort vloeiende consequenties zal naar verwachting eind 1993 haar beslag krijgen. 3.3. Uitvoering leerwerkaanpak na 1992: Teneinde de continuïteit van de gemeentelijke leerwerkaanpak niet in gevaar te brengen dient in een vroegtijdig stadium besluitvorming plaats te vinden. Ook de Stichting Leerwerkplaatsen heeft de gemeente verzocht haar toekomstvisie omtrent de leerwerkaanpak - en de plaats van de Stichting Leerwerkplaatsen daarin - nu reeds duidelijk te maken. Deze duidelijkheid is ook gewenst naar het personeel van de Stichting Leerwerkplaatsen toe. De besluitvorming omtrent de vormgeving van de leerwerkaanpak na 1992 zal om twee redenen het karakter van een overgangssituatie hebben. Enerzijds omdat de eerder geschetste (landelijke) ontwikkelingen niet op korte termijn actueel zijn. Anderzijds omdat pas in de loop van 1993 inzicht zal ontstaan in de consequenties van de bestuurlijke opdracht. Met het oog hierop wordt uw raad het volgende voorgesteld: a. het (methodische) belang van de leerwerkaanpak als voortrajectvoorzie ning erkennen; b. in afwachting van de uitwerking van de bestuurlijke opdracht de Stichting Leerwerkplaatsen in 1993 op dezelfde voet als gedurende de periode 1990-1992 te subsidiëren;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 595