- 3 - RAADSBESLUIT vervolg 1 2 8 b. op pagina 69 wordt artikel 2 vernummerd tot 2a; c. na pagina 69 wordt ingevoegd: "Artikel 2b - Algemene bepaling omtrent belemmeringszones Gastransportleidingen 1. In afwijking van het bepaalde in de navolgende artikelen en onverminderd het bepaalde in de norm N.E.N.1091 en in de circulaire van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, DGMH/B nr. 0104004, de dato 26 november 1984, mag niet worden gebouwd in een strook van 4 m' ter weerszijden van de op de plankaarten aangeduide (ondergrondse) gastransportleidingen zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 voor de bouw van bouwwerken welke zijn toegelaten krachtens de aan de betreffende gronden gegeven bestemming, mits: a. geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de gasvoorziening. Daartoe wordt vooraf advies ingewonnen van de leidingbeheerder; b. vooraf een verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten is verkregen, indien burgemeester en wethouders voornemens zijn te besluiten in afwijking van het advies van de leidingbeheerder. 3. De in lid 2 bedoelde vrijstelling wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van bouwwerken of een complex van bouwwerken, die bestaan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan dan wel mogen worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning. 4. In aanvulling op het bepaalde in de navolgende artikelen is het verboden om binnen een strook van 4 m' ter weerszijden van de op de plankaarten aan geduide gastransportleidingen zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. bodemverlagen of afgraven, ophogen of egaliseren; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond. 5. Het in lid 4 vervatte verbod geldt niet voor: a. voor zover het de onder a en c bedoelde werken en werkzaamheden betreft: werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer b. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechts kracht verkrijgt in uitvoering zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 706