DE TEGEMOETKOMING IN REIS- EN PENSIONKOSTEN artikel 6 1. De belanghebbende op wie vanwege het dienstbelang de ver plichting is gelegd om in of nabij zijn standplaats te gaan wonen, als bedoeld in artikel F18 van het Algemeen Ambtena renreglement, en daarin, ondanks alle pogingen daartoe, niet slaagt, heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten voor het dagelijks reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling, zolang hij bij de verhuizing in aanmerking zou kunnen komen voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten en de te reizen afstand meer dan tien kilome ter bedraagt. 2. Een belanghebbende als bedoeld in het eerste lid, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet dagelijks heen en weer kan reizen, heeft, tenzij van gemeentewege al dan niet tegen betaling in huisvesting wordt voorzien, aan spraak op een tegemoetkoming in de pensionkosten voor ver blijf in een pension in of nabij het gebied als bedoeld in artikel F18 van het Algemeen Ambtenarenreglement, benevens een tegemoetkoming voor ten hoogste eenmaal per week in de reiskosten naar de plaats waar hij metterwoon nog gevestigd is. Indien de belanghebbende er niet in slaagt om een pen sion in de standplaats te betrekken en hij zich naar het oordeel van burgemeester en wethouders daartoe voldoende inspanningen heeft getroost, heeft hij tevens aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten voor het dagelijks reizen tussen het pension nabij het gebied bedoeld in artikel F18 voornoemd en de plaats van tewerkstelling, indien de te reizen afstand meer dan tien kilometer bedraagt. 3. Indien een belanghebbende als bedoeld in het eerste en tweede lid, naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet alles, wat redelijkerwijs van hem mag worden verwacht, heeft gedaan om zo spoedig mogelijk te verhuizen, komt hij niet langer in aanmerking voor tegemoetkomingen als bedoeld in het eerste en tweede lid. 4. Een belanghebbende die een functie voor betrekkelijk korte duur bekleedt of voor betrekkelijk korte duur elders is geplaatst en als gevolg daarvan niet behoeft te verhuizen ken een tegemoetkoming in de reiskosten als bedoeld in het eerste lid worden verleend, dan wel een tegemoetkoming o- vereenkomstig het tweede lid, indien de belanghebbende naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet dagelijks heen en weer kan reizen. 5. De nieuw in dienst getreden belanghebbende, op wie niet de verplichting is gelegd om vanwege het dienstbelang te ver huizen, heeft voor de duur van twaalf maanden aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten voor het dagelijks reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling, indien de te reizen afstand meer dan tien kilometer bedraagt. 6. De nieuw in dienst getreden belanghebbende, op wie niet de verplichting is gelegd om vanwege het dienstbelang te ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 775