ARTIKEL 5 In dit artikel is geregeld uit welke komponenten de verhuiskostenvergoeding kan bestaan Lid 1 De bedragen voor transportkosten en dubbele woonkosten worden vastgesteld op basis van de werkelijk gemaakte kosten. Het maakt niet meer uit of de dubbele woonkosten betrekking hebben op huishuur, hypotheeklasten of beide. De kosten voor het in- en uitpakken van breekbare zaken worden vergoed, maar moeten dan wel afzonderlijk op de rekening worden vermeld. Het inpakken door de transporteur van andere goederen (schilderijen, kleding enz.) dient door belanghebbende zelf te worden betaald; ook deze kosten moeten uit de faktuur blijken. Het bedrag voor de andere kosten, meestal aangeduid als inrichtingskosten (onderdeel c), beoogt niet kostendekkend te zijn. Met name voor degenen die zelf verhuizen (dus geen beroep doen op een verhuisbedrijf) kan een afkoopsom aantrekkelijk zijn. Vaak is deze keuze eveneens voordelig voor de gemeente. Lid 2 Het begrip "eigen huishouding voeren" is aanmerkelijk verruimd. Wie zelfstandig, dat wil zeggen niet als alleenstaande bij de ouders inwonend, woonruimte bewoont met eigen inboedel en stoffering komt in aanmerkingHet is aan te nemen dat een kamerbewoner lagere verhuiskosten maakt dan iemand die een groter huis achterlaat. Daarom is gekozen voor een differentiatie naar het aantal achter te laten kamers. Dit voorkomt dat de gemeente in feite gaat meebetalen aan de inrichting van een groter huisDe differentiatie naar bezoldiging is gebaseerd op de gedachte dat er tussen de waarde van de inboedel en het inkomen een zekere relatie bestaat.* Lid 3 Als beide echtgenoten of levenspartners belanghebbende zijn in de zin van de regeling wordt de hoogte van de tegemoetkoming bepaald aan de hand van hun gezamenlijk inkomen. Dit is eenvoudig als beiden bij de gemeente in dienst zijn. Mochten er verschillende.overheidsinstanties bij betrokken zijn, dan ligt het voor de hand dat die elk een proportioneel deel van de vergoeding betalen. Dit zal in onderling overleg moeten worden geregeld. Lid 4 Om te voorkomen dat een belanghebbende die geen eigen huishouding voerde en dus veel nieuw moet kopen zich op kosten van de gemeente gaat inrichten, komt hij voor deze tegemoetkoming niet in aanmerking. In bijzondere omstandigheden kan hierop een uitzondering worden gemaakt. Te denken valt bv. aan een situatie dat iemand zelfstandig woont in gedeeltelijk gestoffeerde woonruimte. Volgens de voorwaarden geldt dit niet als het voeren van een eigen huishouding, maar betrokkene kan dan toch in aanmerking worden gebracht voor een vergoeding. Hetzelfde geldt voor een belanghebbende die tijdelijk, voor maximaal 2 jaar, elders werkt en daarom tijdelijk andere woonruimte betrekt, maar zijn oude Woning aanhoudt. ARTIKEL 6

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 781