- 2 - RAADSVOORSTEL vervolg 17 worden en deze taak kan zij niet overdragen. Dit betekent, dat iedere aanvraag om een standplaatsvergunning op zijn eigen merites door de gemeente beoordeeld dient te worden. Aan dit probleem kan tegemoetgekomen worden, door aan de standplaatsbepaling in artikel 24 van de Algemene politiever ordening 1978 een weigeringsgrond toe te voegen: vergunningen voor het innemen van standplaatsen tijdens grootschalige evenementen worden niet verleend. Vervolgens dient het innne- men van standplaatsen door de organisator van een grootschalig evenement uitgezonderd te worden van het vergunningsvereiste. De organisator moet op grond van artikel 31 van de APV kennis geving doen van het houden van het evenement. In de aan het houden van een evenement te verbinden voorschriften kunnen dan bepalingen worden opgenomen met betrekking tot waar welke standplaatsen ingenomen mogen worden. De gemeente heeft dan aan haar publiekrechtelijke taak voldaan en de feitelijke invulling van de standplaatsen kan dan aan de organisator van het evenement worden overgelaten. De wijziging van artikel 15, vijfde lid van de Geluidhinder- verordening Breda maakt het mogelijk om, analoog aan het systeem met verkoopstandplaatsen, het ten gehore brengen van muziek in de open lucht door derden op de plaats van en tij dens een grootschalig evenement te voorkomen en via het geven van voorschriften aan het houden van het evenement het ten gehore brengen van muziek en geluid door de organisator van het evenement te regelen. De toevoeging aan artikel 31, zesde lid (het voorkomen van aantasting van het karakter van een grootschalig evenement) maakt het mogelijk om evenementen te weren, die gelijktijdig met andere evenementen zouden plaatsvinden, zonder dat er sprake van duidelijke overlast hoeft te zijn. Een dergelijk "tweede" evenement kan afbreuk doen aan het karakter van het "eerste" evenement. De gemeente heeft een algemeen belang bij deze toevoeging, omdat het op deze wijze mogelijk wordt de continuïteit van bepaalde evenementen met een culturele of promotionele waarde voor de stad in dit opzicht te waarborgen. Dit doel wordt tevens gediend door het opnemen van een soort gelijke weigeringsgrond voor ontheffingen op grond van de Geluidhinderverordening De wijziging van artikel 31, eerste lid heeft te maken met de termijn die nodig is, met name bij grotere evenementen, voor de afhandeling van de kennisgeving. Hiervoor is vaak overleg met verschillende diensten nodig. De termijn van 14 dagen is dan ook verlengd naar vier weken, een termijn die overigens al gedurende een aantal jaren aangehouden wordt. In de huidige APV moet de kennisgeving gedaan worden aan de commissaris van politie. Nu het toezicht op o.a. evenementen blijkens artikel 221 van de gemeentewet is opgedragen aan de burgemeester is het gewenst dit dan ook in de verordening aan de burgemeester op te dragen. De burgemeester kan zijn be voegdheid mandateren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 89