- 41 -
15 6
RAADSVOORSTEL vervolg
- Bezwaar wordt gemaakt tegen het opnemen van een aanlegvergunning voor het
omzetten van grasland in bouwland en het scheuren van grasland in de
bestemmingen A(nr) respectievelijk A(na)
- Bezwaar wordt gemaakt tegen de bepaling dat houtopstanden, die als
cultuurgewassen worden aangemerkt, binnen de bestemmingen A(na) en A(nr)
aanlegvergunningplichting zijn.
- Bezwaar wordt gemaakt tegen de bepaling dat het vernieuwen van grasland
in A(na) aanlegvergunningplichtig is.
Beoordeling
- De bedoelde wijziging van de bestemmingen ten zuiden van de A58 heeft
plaatsgevonden na het vooroverleg met de PPC. Het geheel omsluiten van het
Liesbos en het bos Zoutlandt door glastuinbouw werd bij nader inzien geen
gelukkige keuze geacht. Er is vervolgens gezocht naar een ongeveer even
grote locatie voor glastuinbouw met minder ingrijpende landschappelijke
gevolgen, maar evenzeer aansluitend bij bestaande ontwikkelingen en
geschikt gelegen ten opzichte van de veiling. Gemeend wordt dat de nu
voorgestelde locatie in ruimte mate aan deze voorwaarden voldoet en daarmee
een goed alternatief vormt voor de eerdere zone direct langs de A58. Wel
iswaar is hiermee de ontwikkelingsruimte voor enkele bestaande bedrijven in
het nu tot A(lk) bestemde gebied enigszins (en niet zeer drastisch zoals
door reclamant wordt gesuggereerd) beperkt, doch daar staat tegenover dat
er meer ontwikkelingsruimte is gekomen voor het nu tot A(gl) bestemde
gebied. In wezen gaat het daarbij om een gebied waar de glastuinbouw meer
in ontwikkeling is dan in het eerder tot A(gl) bestemde gebied.
Het bezwaar is daarom ongegrond
- Het Landschapsbeleidsplan bestrijkt uiteraard een groot gebied (in feite
het hele buitengebied van de gemeente) en kan mede daarom niet anders dan
globaal zijn.
Uitvoering zal gefaseerd plaatsvinden en hangt mede af van toevallige
ontwikkelingen en de beschikbaarheid van middelen. Om richting te geven aan
de ontwikkeling van het buitengebied is evenwel naast een geleide agrari
sche ontwikkeling ook een geleide landschapsontwikkeling via het bestem
mingsplan te regelen. Daartoe zijn kaders en spelregels in het plan opgeno
men, vergelijkbaar met de regels voor de agrarische bedrijfsvoering. Van
onduidelijkheid en onzekerheid is dan ook geen sprake. Evenmin kan op
voorhand gesteld worden dat de aanstaande landinrichting voor het gebied
Weerijs door het landschapsbeleidsplan gefrustreerd wordt. Wel zal het
Landinrichtingsplan zich bij het aangeven van maatregelen in principe die
nen te voegen naar de nu voorgelegde bestemmingsplanregeling. De belangen
afweging tussen landbouw en natuur/landschap heeft hierin reeds plaats
gevonden en daarmee is tevens de ruimte voor toekomstige ontwikkelingen
aangegeven
Het Landinrichtingsplan zou gefrustreerd kunnen worden wanneer de nu
voorgestelde belangafweging niet correct zou zijn. Over dit meer wezenlijke
aspect laat reclamant zich evenwel niet uit.
Het bezwaar is daarom ongegrond.