- 42 - RAADSVOORSTEL vervolg loR - In het plan is duidelijk uitgesproken dat nieuwvestiging van glastuinbouw alleen nog kan plaatsvinden in een speciaal daartoe aangegeven gebied dat aan bepaalde voorwaarden voldoet: het tot A(gl) bestemde gebied. Een dergelijke concentratie wordt nooodzakelijk geacht gezien de toenemende schaalvergroting in de glastuinbouw, welke zeer ingrijpend is in het land schapsbeeld. Zou nieuwvestiging van glastuinbouw ook in A(pr) of een andere agrarische bestemming worden toegestaan, op een schaal die voor de tuin bouwsector interessant is, dan zou het landschap ook in dat gebied geleide lijk het karakter (kunnen) krijgen van een kassengebied. Om nivellering van het landschapsbeeld in het buitengebied tegen te gaan, is een concentra tiebeleid gewenst. Overigens blijft voor bestaande tuinders in A(pr) de omschakeling naar glastuinbouw mogelijk en worden zij derhalve niet in hun belang geschaad. Het bezwaar is daarom ongegrond - De bedoelde voorschriften aangaande glastuinbouw zijn verwoord in artikel 5 van de voorschriften (5.2. onder II.5.f) en gericht op nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven. Het lijkt zinvol milieuproblemen, die in het verleden bij glastuinbouw zijn geconstateerd, vooraf (dus bij nieuwvesti ging) zoveel mogelijk te voorkomen door het stellen van gerichte voorwaar den. Steeds meer wordt ernaar gestreefd dit soort zaken, die op het raakvlak van de R.O.- en de milieuwetgeving liggen, integraal in een bestemmingsplan te regelen. De bedoelde regeling past in dit streven naar een meer integraal beleid en wordt temeer van belang geacht aangezien het alleen nieuwvestiging betreft, hetwelk in het onderhavige plan alleen in het glastuinbouwconcentratiegebied nabij het Liesbos mogelijk is. Juist bij een dergelijke voorgestane concentratie is het beperken c.q. voorkomen van milieuproblemen van groot belang, ook voor de tuinbouwsector zelf. Het bezwaar is daarom ongegrond - De minimale afstandsmaat van 150 m tussen agrarische bouwvlakken is bepaald om landschappelijke en milieuredenen. Ook, en misschien wel juist bij glastuinbouw, kunnen deze aspecten een zodanige rol spelen dat voldoen de onderlinge afstand gewenst is. Mede gezien de opgenomen vrijstelling ten aanzien van deze bepaling wordt daarom het bezwaar op dit punt ongegrond geacht. - De regeling dat een hulpgebouw buiten het agrarisch bouwvlak is toege staan is komen te vervallen, omdat in het algemeen de noodzaak hiertoe minder is geworden. Hiermee is het beleid van de provincie gevolgd. Het bezwaar is ongegrond - De aanlegvergunningen behorende bij de bestemmingen A(nr) en A(na) zijn, conform de provinciale richtlijnen, afgestemd op de beoogde bescherming van natuurwaarden in, of in de nabijheid van, aldus bestemde gebieden. Onder kend wordt dat hiermee de mogelijkheden voor agrarische bedrijfsvoering worden beperkt, doch een voortzetting van het huidig gebruik blijft mogelijk. Het schrappen c.q. versoepelen van de genoemde aanlegvergun- ningsplichtige werkzaamheden zou zonder twijfel leiden tot onherstelbaar verlies van natuurwaarden, hetgeen onaanvaardbaar wordt geacht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 902