- 43 -
RAADSVOORSTEL vervolg 1 56
Overigens wordt opgemerkt dat het door reclamant ontkennen van natuurwaar
den in bepaalde gebieden gezien vanuit het landbouwbelang begrijpelijk is,
maar dat deze waarden wel degelijk door onderzoek en plaatselijke verken
ning zijn aangetoond en dat bij het bepalen van de begrenzingen van daar
op afgestemde bestemmingen A(na) en A(nr) juist vanwege het landbouwbelang
de nodige terughoudendheid is betracht.
Het bezwaar is daarom ongegrond.
- De uitzonderingsregel voor houtopstanden, die als cultuurgewas worden
aangemerkt, in A(na) en A(nr) is gegeven omdat deze teelt een bepaalde
bewerking van de grond vraagt en speciale werkzaamheden inhoudt bij het
oogsten, welke in strijd kunnen zijn met de bescherming van natuurwaarden
in of in de nabijheid van aldus bestemde gebieden. In deze gebieden is
daarom nadere afweging per geval wenselijk. Gemeend wordt dat hiermee de
beschikking in het kader van de Boswet van 5 oktober 1982 niet doorkruist,
maar hooguit nader genuanceerd wordt naar de draagkracht van landschap en
natuur
Het bezwaar is daarom ongegrond.
- De natuurwaarde in gebieden die tot A(na) zijn bestemd is gelegen in de
combinatie van bodem, bodemgebruik, grondwaterstand en relatie tot nabij
gelegen landschapselementen. Veelal is de waarde van een A(na)-gebied
groter naarmate het langere tijd met rust gelaten is c.q. wordt. Het
regelmatig vernieuwen van grasland betekent in feite het steeds weer
afbreken van de natuurwaarde die zich manifesteert in een gevarieerd micro
milieu, een rijke weideflora, veel insekten en geschiktheid als fourageer-
gebied voor de hogere diersoorten.
Het bezwaar is dan ook ongegrond
Ad 73 (NCB, afdeling Prinsenbeek)
Bezwaar
- Bezwaar wordt in de eerste plaats gemaakt tegen het wijzigen van de
bestemming A(pr) in A(lk) voor het gebiedje tussen het Liesbos en de
spoorlijn.
- Verzocht wordt verder de voorschriften zodanig te wijzigen dat een
afweging van belangen dient plaats te vinden bij de uitvoering van het
Landschapsbeleidsplan, teneinde nadelige effecten voor de agrarische
bedrijfsvoering te voorkomen.
- Eenzelfde afweging wordt gevraagd bij het verlenen van aanlegvergunnin-
gen.
- Het verbinden van een aanlegvergunning aan het scheuren van grasland c.q.
de omzetting van grasland in bouwland in A(na) respectievelijk A(nr)wordt
als te stringent ervaren voor een normale bedrijfsvoering.
- Bezwaar wordt gemaakt tegen het feit dat binnen de bestemming A(lo)
uitbreiding van en omschakeling naar glastuinbouw niet mogelijk is gemaakt.
- Verzocht wordt de voorwaarden waaraan voldaan moet worden bij het bouwen
van glasopstanden parallel te laten lopen aan de milieuwetgeving.