- 44 -
RAADSVOORSTEL vervolg lo6
- Verzocht wordt tenslotte de bepaling dat nieuwvestiging minimaal dient
plaats te vinden op 150 m afstand van enig ander bouwvlak niet van toepas
sing te laten zijn op glastuinbouw.
Beoordeling
- De bestemming van het gebied rondom het Liesbos is integraal heroverwogen
naar aanleiding van een opmerking van de PPC. Voorkomen moest worden dat
het Liesbos landschappelijk en natuurwetenschappelijk aan alle zijden te
zeer onder druk zou komen te staan. Op grond hiervan is gekozen voor een
iets zwaardere bestemming: A(lk) in plaats van A(pr)Dit betekent een
aantal aanlegvergunningen extra (vellen, rooien en aanbrengen van houtop
standen, veranderen reliëf)geen vestiging van niet-grondgebonden agrari
sche bedrijven meer, geen omschakeling naar glastuinbouw en vergroting en
verandering van een agrarisch bouwvlak landschappelijk te toetsen. Gemeend
wordt dat de bestaande agrarische bedrijven door deze bestemmingswijziging
weliswaar worden beperkt, maar dat deze beperkingen noodzakelijk zijn
gezien het voorgestane beleid ten aanzien van de landschappelijke en
natuurwaarde van het Liesbos
Dit onderdeel van het bezwaarschrift is daarom ongegrond
- De gevraagde belangenafweging bij de uitvoering van het Landschapsbe
leidsplan is expliciet omschreven in artikel 4 van de voorschriften (4.2.
onder punt 5) Verdere toelichting en/of uitbreiding op dit punt, ten
behoeve van een betere afweging of meer rechtszekerheid, is niet gewenst.
De geboden speelruimte is juist nodig om flexibel in te spelen op de (nu
nog onbekende) deeluitwerking van het Landschapsbeleidsplan. Het vereiste
overleg met partijen is bedoeld om ongewenste invloeden tussen natuur/land
schap enerzijds en het landbouwbelang te voorkomen.
Dit deel van het bezwaar is daarom ongegrond.
- De vrijstelling van een aanlegvergunning voor werken, in het kader van
het Landschapsbeleidsplan, is opgenomen om onnodige procedurele hinder
nissen te vermijden. Uitgangspunt hierbij is dat de afweging tegen het
landbouwbelang in een eerder stadium zijn beslag heeft gekregen. Het ook
opnemen van deze afweging bij het verlenen van een aanlegvergunning wordt
dan ook onnodig en overbodig geacht
Het bezwaar is ook op dit punt ongegrond
- De aanlegvergunningen behorende bij de bestemmingen A(nr) en A(na) zijn,
conform de provinciale richtlijnen, afgestemd op de beoogde bescherming van
natuurwaarden in, of in de nabijheid van, aldus bestemde gebieden. Onder
kend wordt dat hiermee de mogelijkheden voor agrarische bedrijfsvoering
worden beperkt, doch een voortzetting van het huidig gebruik blijft mo
gelijk. Het schrappen c.q. versoepelen van de genoemde aanlegvergunnings-
plichtige werkzaamheden zou zonder twijfel leiden tot onherstelbaar verlies
van natuurwaarden, hetgeen onaanvaardbaar wordt geacht.
Het bezwaar is daarom op dit punt ongegrond.