- 52 -
RAADSVOORSTEL vervolg 1d6
- Het bestemmingsplan regelt ter plaatse van 't Hout primair de voortzet
ting van het huidige agrarisch gebruik, waarbij natuur- en landschappelijke
waarden zijn beschermd via aanlegvergunningen. Via een wijzigingsbevoegd
heid is de mogelijkheid ingebouwd om een golfbaan te realiseren, mits aan
een aantal voorwaarden wordt voldaan. Deze voorwaarden beogen het behoud,
c.q. de ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden en zijn aldus
vergelijkbaar met de aanlegvergunningen bij voortgezet agrarisch gebruik.
Het karakter van het gebied zal bij aanleg van een golfbaan evenwel
wijzigen. Dit is inherent aan een dergelijke functiewijziging, voor welke
locatie ook gekozen zou worden.
Het bezwaar is daarom ongegrond.
- Niet het college, doch de gemeenteraad is bevoegd toepassing te geven aan
de wijzigingsbevoegdheid.
Dit bezwaar is daarom ongegrond.
- Uit het bezwaar blijkt niet welke beperkingen gevreesd worden. Wij zien
niet in dat een golfbaan in t Hout beperkingen oplegt aan aangrenzende
landbouwgebieden
Het bezwaar is daarom ongegrond.
Ad 82 (mevrouw A. van Alphen)
Bezwaar
- Onvoldoende onderbouwing locatiekeuze; andere locaties lijken geschikter.
- Uit rijks-/provinciaal-/gemeentelijk beleid (met name Streekplan en MBP)
blijktnatuurontwikkelingsgebied.
- Landbouw moet voldoen aan steeds strengere voorschriften; het is daarom
onjuist om te veronderstellen dat het gebied beter af is met een golfbaan.
Het is kortzichtig om nu, vanuit financiële overwegingen voor de korte
termijn, een definitief besluit te nemen tot inrichting als golfbaan.
- Conclusie: geen wijzigingsbevoegdheid voor 't Hout.
Beoordeling
- De onderbouwing van de locatiekeuze is aan het plan toegevoegd. Uit deze
notitie moge blijken dat zich in en rond Breda meerdere mogelijkheden
voordoen voor de locatie van een golfbaan.
Door de initiatiefnemers voor de aanleg van een golfbaan is 't Hout als
meest wenselijke locatie genoemd.
Uit een vergelijk met andere mogelijke locaties is gebleken dat 't Hout in
planologisch opzicht de minste bezwaren oplevert.
Uiteraard is daarbij onderkend dat het gebied specifieke landschappelijke
en natuurwaarden heeft.
Tegelijk betekenen deze waarden dat bij de aanleg aan bepaalde voorwaarden
zal moeten worden voldaan om te voorkomen dat hieraan afbreuk wordt gedaan.
Of de (huidige) planologische belemmeringen tegen de aanleg van een
golfbaan te gelegener tijd daadwerkelijk worden weggenomen betreft de
uitdrukkelijke bevoegdheid van de raad.
Het bezwaar is daarom ongegrond.