gemeente Breda RAADSVOORSTEL 1992 18 Registratie nr 926800864 Dienst/afdeling SECR/BJZ Bijlage Geen BETREFT WIJZIGING DRANK- EN HORECAVERORDENING BREDA 1991. INLEIDING Bij besluit van uw raad d.d. 31 januari 1991 werd de Drank- en Horecaverordening Breda 1991 vastgesteld. De verordening is - na goedkeuring door Gedeputeerde Staten - op 1 december 19 91 in werking getreden. Op grond van recente jurisprudentie van de Afdeling recht spraak van de Raad van State is echter gebleken dat de veror dening nu reeds aanpassing behoeft. Tevens heeft inmiddels een wijziging van de Drank- en Horecawet plaatsgevonden, waardoor het eveneens noodzakelijk is de huidige Drank- en Horecaveror dening aan te passen. Nu de verordening op deze punten reeds aanpassing behoeft, kunnen in de wijzigingsverordening nog drie andere punten meegenomen worden: artikel 1, eerste lid sub d.; artikel 5 eerste lid sun c. en artikel 9, tweede lid. VOORSTEL 1. De Verordening tot wijziging van de Drank- en Horecaver ordening Breda 1991 vast te stellen. MOTIVERING/TOELICHTING Op grond van artikel 221 van de gemeentewet behoort het toe zicht op schouwburgen, herbergen, tapperijen en alle voor het publiek openstaande gebouwen en samenkomsten, alsmede over openbare vermakelijkheden aan de burgemeester. Dit houdt in, dat de uitvoering van autonome gemeentelijke verordeningen (dat wil zeggen verordeningen gebaseerd op artikel 168 van de gemeentewet) die bepalingen bevatten ten aanzien van bovengenoemde inrichtingen of activiteiten, even eens tot de bevoegdheid van de burgemeester behoort. Tot voor kort werd door de Afdeling rechtspraak van de Raad van State ruimte gelaten om het college van burgemeester en wethouders in plaats van de burgemeester te belasten met de uitvoering van medebewindsverordeningen (zoals een verordening die gebaseerd is op artikel 18 van de Drank- en Horecawet) In haar uitspraak van 7 mei 1991 is de Afdeling rechtspraak teruggekomen op haar jurisprudentie terzake. In genoemde uitspraak werd bepaald, dat een verordening op grond van artikel 18, eerste lid van de Drank- en Horecawet naar aard en strekking uitsluitend of vrijwel uitsluitend betrekking heeft op inrichtingen als bedoeld in artikel 221 van de gemeentewet. De Afdeling is daarom thans van oordeel dat de uitvoering in beginsel aan de burgemeester dient te worden opgedragen, dit in overeenstemming met haar opvatting betreffende de uitvoering van autonome verordeningen op dit gebied. Deze uitspraak heeft tot gevolg, dat de bepalingen in de huidige Drank- en Horecaverordening Breda 1991, waarin boven-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 93