- 2 - RAADSVOORSTEL vervolg 159 Belanghebbenden zijn in een minder gunstige situatie komen te verkeren door de bebouwing van een eertijds voor recreatieve doeleinden bestemd terrein (geen bebouwing toegelaten)welke bebouwing op grond van genoemd artikel 19 W.R.O.-besluit gerealiseerd kon worden. Overwegingscriteria ter beoordeling dat er sprake van planschade is, zijn afstand van de woning tot de bebouwing, de aard van de bebouwing, de bouwmassa en de ruimtelijke invloed van bedoeld centrum op de directe omge ving Vast moet komen te staan dat de onderwerpelijke bebouwing heeft geleid tot een objectief vast te stellen waardedaling. Met andere woorden: in het geval een willekeurige redelijk handelende aspirant-koper ten gevolge van de opgerichte bebouwing slechts bereid zal zijn een lagere prijs te betalen voor de woning c.a. dan hij had willen betalen in de voormalige situatie, waarin sprake was van uitzicht op grasveld en strui ken. De commissie stelt dat conform constante jurisprudentie bij een dergelijk oordeel alleen meegewogen mag worden de planologische wijziging en de daardoor in casu ontstane bebouwingsmogelijkheid. Bepalend is in hoeverre sprake is van een wijziging, in negatieve zin, van de planologische situatie en in hoeverre het centrum in ruimtelijk opzicht (negatieve) invloed heeft op de omgeving. In ruimtelijk opzicht heeft de planologische mutatie gevolgen voor de verzoekers Het woonwagencentrum is vanuit de woningen beperkt zichtbaar. De commissie is evenwel van oordeel, gelet op de afstand van het woonwagen centrum tot de panden van belanghebbenden, dat het uitzicht vanuit en het woongenot van de woning niet of nauwelijks negatief worden (werden) beïnvloed door de realisering van het woonwagencentrum. Met betrekking tot de door belanghebbenden gestelde waardedaling ten gevolge van het woonwagencentrum zijn door de schadeboordelingscommissie recente verkopen in de directe omgeving van de Bronkhorststraat van zich in beginsel voor vergelijking lenende objecten geïnventariseerd. Een overzicht hiervan treft u aan in de uitgebrachte rapporten. Deze verkoopgegevens zijn geanalyseerd door de schadebeoordelingscommissie waarbij o.a. gelet werd op het prijsverloop in genoemde jaren ten opzichte van de thans beweerdelijk geleden waardedaling per maart 1983. De commissie meent te moeten concluderen dat in casu door de opgerichte bebouwing, in aanmerking nemende de bouwmassa, de ruimtelijke invloed en de afstand tot de onderwerpelijke woningen c.a., geen kwantificeerbare waardevermindering is opgetreden. De verkopen zijn prijshoudend geschied en zijn binnen de gebruikelijke termijn voor een goed voorbereide verkoop tot stand gekomen. Dit houdt niet in, dat er in principe geen (geringe) waardevermindering of een (zeer beperkte) stagnatie in de verkoop kan zijn opgetreden, maar deze is dan niet toe te schrijven aan de ruimtelijke gevolgen van het woonwagen centrum. De commissie is van oordeel dat met name lettende op de afstand van de betrokken woningen tot het woonwagencentrum en de dichtstbijzijnde woonwa gen en de overige omstandigheden zoals in de uitgebrachte adviezen vermeld, in casu niet gesproken kan worden van waardevermindering van het betrokken onroerende goed als rechtstreeks gevolg van de verleende vrijstelling ex artikel 19 W.R.O. De commissie acht geen basis aanwezig voor toekenning van schadevergoeding als bedoeld in artikel 49 W.R.O.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 940