Verordening parkeerbelastingen Breda 1992
Blz 2
b. houderdegene die naar de omstandigheden als houder van een
voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor
een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de
Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554) aangehouden register van
opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op
wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten
tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;
c. parkeerapparatuurparkeermetersparkeerautomaten, met
inbegrip van verzamelparkeermetersen hetgeen naar maat
schappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur
wordt verstaan.
Artikel 3 belastingplicht
1. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, wordt gehe
ven van de degene die het voertuig heeft geparkeerd.
2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede
aangemerkt
a. degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft
of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;
b. zolang geen voldoening van de belasting genoemd in arti
kel 1, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van
het voertuig, met dien verstande dat:
1° indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane
huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie
ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst
de huurder van het voertuig was, niet de houder maar
de huurder wordt aangemerkt als degene die het voer
tuig heeft geparkeerd;
2° indien blijkt dat een ander in het kentekenregister
had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aange
merkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.
3. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, wordt niet
geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onder
deel b als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt
aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van
het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft
gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet
heeft kunnen voorkomen.
4. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel b, wordt geheven
van degene die de vergunning heeft aangevraagd.
Artikel 4 tijdstip van ontstaan van de belastingschuld
1. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, is verschul
digd bij de aanvang van het parkeren.
2. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel b, is verschul
digd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.