De behandelingskosten van een aanvraag hangen, behalve van de organisatie,
grotendeels van die aanvraag zelf af.
Allereerst kan de aanvraag maar een deel van de toetsingsprocedure
inhouden: het schetsplan dat wordt getoetst aan het bestemmingsplan en
voorgelegd wordt aan de commissie Welstand Architectuur Monumenten. Het
plan wordt slechts marginaal getoetst aan het bouwbesluit.
Soms gaat het om extra werk: bijvoorbeeld bij vrijstelling ex art. 18a WRO, of
een art. 19 WRO procedure. Hiervoor worden uiteraard extra leges in rekening
gebracht.
Soms gaat het om het toetsen van een moeilijk gebouw, een ingewikkeld
probleem, of gewoon een heel groot werk, en is de behandeling nu eenmaal
tijdrovend. Dat is dan onvermijdelijk. Bij dergelijke gebouwen zijn doorgaans
ook de bouwkosten hoog. Handhaving van de koppeling tussen bouwkosten
en leges ligt daarom voor de hand.
Wel komt het voor dat sommige werken goedkoop te bouwen zijn maar
moeilijk te toetsen, maar in het algemeen is de koppeling tussen leges en
bouwkosten een helder en goed verdedigbaar beginsel, en bovendien
eenvoudig en objectief vast te stellen.
basistarief
Voor kleinere gebouwen en verbouwingen gaat dit echter niet op: daar zijn de
kosten van toetsing relatief veel hoger dan bij de grotere werken. Uit de
nacalculatie over de afgelopen jaren blijkt dat bij kleinere werken (tot
f 10.000.-) de gemiddelde kosten van behandeling tussen de f 400.- en
f 600.- belopen, en voor de aller kleinste werken tussen de f 200.- en de
f 400.-. Vanuit een bedrijfsmatige invalshoek zouden de leges voor deze
werken dus relatief hoog moeten zijn ten opzichte van de bouwsom. Maar dat
zou als onredelijk kunnen worden ervaren door de burger. Naast een
bestuurlijk motief om voor de kleine plannen een relatief laag bedrag in plaats
van een kostendekkend tarief te rekenen is er nog een bedrijfsmatig argument:
bij een relatief hoog tarief voor kleine werken kan er een grotere neiging
ontstaan om te bouwen zonder vergunning. Dit is niet alleen ongewenst, maar
brengt ook extra kosten met zich mee in de sfeer van de handhaving. De
handhavingskosten zijn niet in de leges verhaalbaar.
Wettelijk is er geen bezwaar om voor kleine aanvragen relatief iets minder in
rekening te brengen en voor de grotere werken relatief iets meer. Voorgesteld
wordt om voor een bouwvergunning een minimum tarief van f 200,- te
hanteren (thans f 151).
Om te voorkomen dat in de toekomst bij mogelijk wegvallen van grotere
bouwplannen de kostendekkendheid in gevaar komt, zal getracht worden de
behandeling van deze aanvragen nog efficiënter te doen plaatsvinden.
kortingen bij grotere werken
Voor zeer grote werken gaat de directe (eenparige) koppeling van de leges aan
de bouwkosten evenmin op. Met de stijging der bouwsom nemen de kosten
voor de gemeentelijke behandeling wel toe maar niet zo sterk als de
bouwkosten. Overigens is dit weer sterk afhankelijk van de wijze waarop de
bouw is georganiseerd.
RO/EZ VSO Bouw- en woningtoezicht
4