Daarom moet hier een keuze worden gemaakt tussen een degressief tarief
(zoals wij dat tot nu toe hanteerden) of een systeem waarbij er een relatie
wordt gelegd tussen de hoogte van de leges en de kosten die de gemeente
maakt ten gevolge van de wijze waarop de bouw is georganiseerd. Dit laatste
wordt in deze nota uitgewerkt met behulp van een kortinoensvsteem. daar dit
systeem beter aansluit bij de bedrijfsmatige benadering van koppeling tussen
inkomsten en uitgaven.
De behandelingskosten van grotere werken vallen in twee delen uiteen: de
kosten voor het verlenen van de vergunning en de kosten van de
bouwbegeleiding. De kosten van het verlenen van de vergunning kennen een
plafond. De kosten van de bouwbegeleiding tijdens de uitvoering, zijn
afhankelijk van de omvang en complexiteit van het werk, van de bouwtijd, en
van de wijze waarop de bouw is georganiseerd.
Bij grote bouwwerken wordt doorgaans een vergunning op hoofdlijnen
verleend. De kosten voor die vergunning zijn wel afhankelijk van de
complexiteit van het bouwwerk (hetgeen een relatie heeft met de
bouwkosten) maar kennen toch een plafond: de vergunning wordt immers tot
de hoofdlijnen beperkt en de behandeling mag ook niet langer duren dan de
wet toestaat.
Na vergunningverlening volgt tijdens de uitvoering een traject waarin tal van
zaken nog moeten worden voorgelegd en gecontroleerd. Dit is niet alleen
formeel noodzakelijk, maar het blijkt ook uit een oogpunt van veiligheid een
onmisbare schakel in het bouwproces.
De gemeentelijke kosten in dit traject zijn natuurlijk afhankelijk van de
bouwtijd en van de complexiteit van het bouwwerk (hier ligt een relatie met
de bouwsom) maar hebben ook alles te maken met de wijze waarop de bouw
georganiseerd is.
Als op de bouw niemand aanspreekbaar is voor het geheel, of de
konstruktietekeningen maar een deel van het werk betreffen, of er geen
volledige samenhang bestaat tussen het ontwerp dat de welstandscommissie
heeft behandeld en de werktekeningen die op de bouw worden gehanteerd,
dan brengt dat voor bouw- en woningtoezicht veel extra werk met zich mee.
Is daarentegen de verdeling van verantwoordelijkheden degelijk en strak
georganiseerd dan bespaart dat de gemeente een hoop werk.
Factoren die voor de gemeente veel tijd en kosten besparen bij de
bouwbegeleiding zijn:
duidelijke verantwoordelijkheid van de architect van begin tot eind
voor ontwerp en realisatie,
dagelijks toezicht op de bouw door een opzichter,
één verantwoordelijke hoofdaannemer,
één verantwoordelijke hoofdconstructeur.
Voor dergelijke zaken zou een korting kunnen worden berekend. Die korting
zou niet een vast bedrag moeten zijn maar een percentage, omdat daarmee de
relatie wordt behouden tussen de gemeentelijke begeleidingskosten enerzijds
en de bouwsom (c.q. legesopbrengst) van het werk anderzijds.
Het lijkt dus redelijk om vanaf een bepaalde bouwsom een relatie te leggen
tussen de wijze waarop de bouw is georganiseerd en de hoogte van de leges.
De grens hiervoor moet gelegd worden bij het punt waarop de kosten vóór
vergunningverlening hun verzadigingspunt hebben bereikt. De grens hiervoor
hebben wij gezocht bij de omvang van een normale bouwstroom. De kortingen
zouden dan geleidelijk in werking moeten treden vanaf een bouwsom van ca
3,5 miljoen tot 5 miljoen om vanaf dat bedrag ten volle toegepast te worden.
RO/EZ VSO Bouw- en woningtoezicht
5